"Net als Jagāi-Mādhāi. Jagāi-Mādhāi, zij waren de grootste zondige mannen in de tijd van Caitanya Mahāprabhu. Dus toen ze zich overgaven aan Heer Caitanya Mahāprabhu met de bekentenis: 'mijn Heer, wij hebben zo veel zondige activiteiten begaan. Red ons alstublieft', vroeg Caitanya Mahāprabhu hen: ja, Ik zal je aanvaarden en Ik zal je redden, op voorwaarde dat je belooft dat je zulke zondige activiteiten niet meer zult begaan. " Dus ze waren het erover eens: "Ja. Wat we ook hebben gedaan, dat is alles. We gaan het niet meer doen." Toen aanvaarde Caitanya Mahāprabhu hen en ze werden grote toegewijden, en hun leven was succesvol. Hetzelfde proces is hier ook. Deze inwijding betekent dat je zou moeten..., iedereen zou moeten onthouden: welke zondige activiteiten men ook gedaan heeft in zijn vorige leven, dat die rekening nu wordt afgesloten."
|