"Śukadeva Gosvāmī bereikte verlossing en perfectie simpelweg door te chanten. Dit chanten betekent de glories van de Heer van het Śrīmad-Bhāgavatam beschrijven. Dus hij zegt, pravartamānasya guṇair anātmanas tato bhavān darśaya ceṣṭitam: "mensen zijn zo verstrikt door de hoedanigheden van de materiële natuur. Dus om hen vrij te krijgen van deze verstrikking, laat je het pad zien. Laat hen simpelweg horen. Laat hen gehoor geven aan de wonderlijke activiteiten van de Heer." Die activiteit... Omdat absoluut... Kṛṣṇa is Absolute Waarheid. Dus Kṛṣṇa en Kṛṣṇa's activiteiten zijn hetzelfde omdat het absoluut is. Het is geen dualiteit. In de materiële wereld, zijn ik en mijn activiteiten verschillend. Maar het is de... Deze wereld is een wereld van dualiteit. Maar in de absolute wereld, Kṛṣṇa en Kṛṣṇa's tijdverdrijf, Kṛṣṇa en Kṛṣṇa's naam, Kṛṣṇa en Kṛṣṇa's kwaliteit, Kṛṣṇa en Kṛṣṇa's roem, ze zijn allemaal Kṛṣṇa. Kṛṣṇa en Kṛṣṇa's metgezellen, ze zijn allemaal Kṛṣṇa. Kṛṣṇa is koeherdersjongen. Dus Kṛṣṇa en de koeien, ze zijn allemaal Kṛṣṇa. Dat moeten we leren. Ze zijn niet verschillend van Kṛṣṇa. Kṛṣṇa en de gopīs, ze zijn allemaal Kṛṣṇa. Ānanda-cinmaya-rasa-pratibhāvitābhiḥ (BS 5.37). Dus dat moeten we begrijpen."
|