"Dus we hebben vele levensmiddelen in het vegetarische koninkrijk, en Kṛṣṇa vraagt jou dat patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ yo me bhaktyā prayacchati (BG 9.26). 'Iedereen die aan Mij offert...' Dit is universeel. Patram betekent een blad. Juist zoals een blad. Puṣpam, een bloem. En patraṁ puṣpaṁ phalam. Phalam betekent een vrucht. En toyam betekent water. Dus iedere arme man kan Kṛṣṇa iets offeren. Er is geen nood aan, ik wil zeggen, weelderige levensmiddelen, maar het is bedoeld voor de armste man. De armste van de arme mannen kan deze vier dingen bemachtigen—een klein blad, een kleine bloem, een kleine vrucht en klein beetje water. In elk deel van de wereld. Daarom beschrijft Hij, patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ yo me bhaktyā prayacchati: 'iedereen die Mij met liefde en toewijding...' Tad ahaṁ bhakty-upahṛtam. 'Omdat het naar Mij gebracht werd met liede en toewijding ', aśnāmi, 'zal ik eten'."
|