"We kunnen eenvoudigweg zulke dingen eten welke zijn geofferd aan de Godheid, Kṛṣṇa. Dat is yajña-śiṣṭāśinaḥ (BG 3.13). Zelfs als we enige zonde hebben begaan, door deze prasādam te eten maken we deze ongedaan. Mucyante sarva-kilbiṣaiḥ. Yajña-śiṣṭa... Aśiṣṭa betekent de restanten van voedsel na de yajña offerande. Wanneer men eet, dan mucyante sarva-kilbiṣaiḥ. Omdat ons leven zondig is, zo worden we bevrijd van de zondige activiteiten. Hoe dit gaat? Dat wordt ook verklaard in de Bhagavad-gītā, dat ahaṁ tvāṁ sarva-pāpebhyo mokṣayiṣyāmi (BG 18.66): 'Als je je aan Mij overgeeft, dan geef Ik je bescherming van alle zondige reactie'. Dus je maakt het een gelofte dat "ik zal niets eten wat niet aan Kṛṣṇa geofferd is," dat betekent het is een overgave. Je geeft je over aan Kṛṣṇa, dat 'Mijn geliefde Heer, ik zal niets eten wat niet aan aan Jou geofferd is'. Dat is een gelofte. Die gelofte is overgave. En omdat er overgave is, ben je beschermd van de zondige reactie."
|