"Ofwel de karmīs of de jñānīs of de yogis, zij zijn altijd... ze proberen, éénieder van hen, zich te verheffen. En boven hen is de toegewijde. Dus de plaats van de toegewijde is de hoogste omdat men alleen door devotie kan begrijpen wat God is. Bhaktyā mām abhijānāti (BG 18.55), zegt Kṛṣṇa. Hij zegt niet dat "Door karma kan men Mij begrijpen." Hij zegt niet dat "Door jñāna kan men Mij begrijpen." Hij zegt niet dat "Door yoga kan men Mij begrijpen." Hij zegt duidelijk, bhaktyā mām abhijānāti: "Simpelweg door devotionele dienst kan men begrijpen." Yāvān yaś cāsmi tattvataḥ (BG 18.55). Hem kennen zoals Hij is, dat is bhakti. Dus behalve devotionele dienst is er geen mogelijkheid om de Absolute Waarheid te begrijpen."
|