"Er is een woord in het Śrīmad-Bhāgavatam, uru-dāmni baddhāḥ. Uru. Uru betekent zeer sterk, en āmni betekent touw. Net zoals je bent vastgebonden met een sterk touw, handen en voeten, je bent hulpeloos; onze positie is zoals dat. Dit woord is gebruikt, uru-dāmni baddhāḥ. Na te viduḥ... En zo baddha, geconditioneerde zielen, zij zijn vrijheid aan het verklaren: "Ik geef niet om wie ook. Ik geef niet om God." Hoeveel dwaasheid. Net zoals soms ondeugende kinderen, zij zijn ook vastgebonden. Yaśodāmayī bond ook Kṛṣṇa vast. Dit is een Indisch systeem, voor overal, (grinnikt) vastgebonden. En het kleine kind, wanneer het is vastgebonden, als dat kind vrijheid verklaart, hoe is het mogelijk? Op dezelfde manier, zijn wij door de wetten van Moeder Natuur vastgebonden. Hoe kan je vrijheid verklaren? Iedere deel van je lichaam wordt gecontroleerd door één of andere opzichter. Dat wordt vermeld in het Bhāgavatam."
|