"Het is hun taak om me respect te betuigen, zo veel respect als Kṛṣṇa wordt aangeboden; meer dan dat. Dat is hun taak. Maar mijn taak is niet te verklaren dat ik Kṛṣṇa ben geworden. Dan is het Māyāvādī. Dan is het weg, alles is weg. Spirituele meester is dienaar van God, en Kṛṣṇa is God, en omdat in het volmaakte veld er geen onderscheiding is tussen de dienaar en de meester . . . Er is onderscheiding. De dienaar weet altijd dat "Ik ben dienaar," en meester weet dat "Ik ben meester," hoewel nog steeds er geen onderscheiding is. Dat is volmaaktheid."
|