"Ik zie jou, je handen en benen en hoofd, maar ik zie niet de echte jou. Jij ziet mij, je ziet mijn handen en benen, maar je ziet me niet werkelijk. Dus zelfs de kleine deeltjes ziel, deel uitmakend van God, kunnen we niet zien. Hoe kunnen we God zien? Zelfs een klein deel, mamaivāṁśo jīva-bhūtaḥ (BG 15.7). Alle levende wezens maken deel uit van Kṛṣṇa. Als we niet eens een druppel water kunnen herkennen, hoe zouden we dan een oceaan kunnen herkennen? Op dezelfde manier zijn wij, levende wezens, slechts een klein deel van de spirituele ziel, Kṛṣṇa. Mamaivāṁśo jīva-bhūtaḥ. Dus we kunnen het niet zien."
|