"De allerhoogste heerser, īśvaraḥ paramaḥ kṛṣṇaḥ (Bs. 5.1). Kṛṣṇa is de allerhoogste heerser. Er is geen heerser over Kṛṣṇa. Kṛṣṇa, de Allerhoogste Heer, govindam ādi-puruṣam, Hij is de originele persoon. Dus wie kan zijn vader en moeder zijn? Hij is de vader van iedereen, de allerhoogste vader. Sarva-yoniṣu kaunteya sambhavanti mūrtayo yāḥ (BG 14.4). Kṛṣṇa zegt, "in alle soorten van leven, zoals er vele vormen zijn, ben ik de zaadgevende vader van allemaal." Dus niemand kan Kṛṣṇa's vader zijn. Niemand kan de baas zijn over Kṛṣṇa. Niemand kan de baas zijn over Kṛṣṇa. Kṛṣṇa is de Allerhoogste. Mattaḥ parataraṁ nānyat (BG 7.7): "niemand is de baas over Mij." Maar Hij aanvaardt een ondergeschikte positie uit liefde. Als je van Kṛṣṇa houdt . . . de Māyāvādī filosofen, ze willen heel graag één worden met Kṛṣṇa, versmelten met het bestaan van Kṛṣṇa. Dat is hun perfectie. En de Vaiṣṇava-filosofie is: "Wat is het om één te worden met Kṛṣṇa? We willen de vader van Kṛṣṇa worden."
|