"Maar, als we volledig afhankelijk zijn van Kṛṣṇa, dan zullen de dingen doorgaan. Maar we moeten afhankelijk zijn op die manier. Hij heeft zo'n fijne machinerie. Het eerste is dat Hij in ieders hart zit. Sarvasya cāhaṁ hṛdi sanniviṣṭaḥ (BG 15.15). Dus, Hij kan instructies geven om de respectieve taken uit te voeren, maar op voorwaarde dat er iets anders is: persoonlijke overweging. De kans wordt aan het persoonlijke levende wezen gegeven om deze kans te grijpen, maar je kleine onafhankelijkheid niet te misbruiken. De kans wordt iedereen gegeven. En Kṛṣṇa's andere zaak is: hij bemoeit zich niet met de kleine onafhankelijkheid die aan het levende wezen wordt gegeven. Dus hij moet vrijwillig zijn kleine onafhankelijkheid opgeven.'
|