"Dus, de Bhagavad-gītā begint met dit punt, dat men moet weten dat hij niet dit materiële lichaam is. Die kennis ontbreekt op dit moment over de hele wereld. Ja. Iedereen identificeert zich met dit lichaam zoals de dieren. Daarom berispte Kṛṣṇa Arjuna dat: "Je hebt een dierlijk concept van het leven, en toch spreek je als een zeer geleerde geleerde. Geen enkele geleerde jammert vanwege dit lichaam.' Er wordt gezegd in de Bhagavad-gītā: dhīras tatra na muhyati (BG 2.13). Dhīra... Dhīra betekent iemand die nuchter is door opvoeding. Hij is niet verstoord.'
|