"Ānanda betekent plezier, gelukzaligheid. Hij is altijd... Kṛṣṇa, terwijl Hij op deze planeet aanwezig was, liet Hij zien hoe hij met de gopī's danste. Hij was altijd vol ānanda. Hier hebben we Kṛṣṇa. Hij is ānanda-mūrti. Hij is geen nirānanda, zonder gelukzaligheid. Hij is altijd bij Zijn gemalin, Śrīmatī Rādhārāṇī, en Hij speelt fluit en Rādhārāṇī danst. Dit is ānanda. Dus waar is onze ānanda? We imiteren Kṛṣṇa, maar we kunnen niet genieten omdat we in dit materiële lichaam zijn. Op deze manier kunnen we vanuit de Bhagavad-gītā, als we de Bhagavad-gītā goed bestuderen, begrijpen wat God is. Anders kun je miljoenen jaren blijven speculeren voor vele, vele geboorten; je kunt niet begrijpen wat God is. Er zijn zoveel genootschappen, theologische genootschappen, deze, theosofische genootschappen, maar wat weten ze over God? Ze weten het niet, kunnen het ook niet weten. Het is niet mogelijk, omdat ze denken met hun onvolmaakte zintuigen."
|