"Iedereen is ervan overtuigd: "Nu ik getrouwd ben, is mijn positie veilig. Ik heb zoveel geld. Ik heb zoveel vrienden. Ik heb zoveel invloed. Ik heb een goede vrouw, goede kinderen, een mooi banksaldo, een goede positie. Waarom zou ik Hare Kṛṣṇa gaan chanten? Ik ben veilig.' Dit is er gaande. Iedereen denkt dat hij perfect is. Deze onwetendheid. "Ik kan alle wetten overtreden. Ik kan de regels en voorschriften overtreden. Ik geef om niemand." Daarom worden ze beschreven als mūḍhā. Na māṁ duṣkṛtino mūḍhāḥ.'
|