"Nu is ons lichaam niet sat. Kṛṣṇa's lichaam is sat, cid, ānanda. Ons, dit materiële lichaam—asat. En omdat we hebben. . . Asat betekent tijdelijk, dat niet zal bestaan. En omdat we dit materiële lichaam hebben aanvaard, daarom zijn we vol met angst. Uiteindelijk, wat is onze angst? We zijn altijd aan het proberen om te. . . Dit wordt strijd voor het bestaan genoemd, het overleven van de sterkste. Dus wij zijn aan het proberen om de sterkste te worden, om te bestaan. Maar dat is niet mogelijk in dit bestaan. Dat is niet mogelijk, omdat het asat is; het is niet sat (eeuwig). En omdat de strijd is dat we in dit lichaam willen bestaan, daarom is er angst. Asad-grahāt. Sadā samudvigna-dhiyām asad-grahāt (SB 7.5.5). De śāstra (geschriften) zeggen dat we altijd vol met angsten zijn. Waarom? Nu, asad-grahāt: "We hebben dit lichaam aanvaard, dat niet zal bestaan." Asad-grahāt. "
|