"Sarva-gaḥ. Overal zijn levende wezens. Er zijn levende wezens in het water, er zijn levende wezens op het land, er zijn levende wezens in de lucht; en waarom niet in het vuur? Vuur is ook één van de vijf elementen : Aarde, water, vuur, lucht en hemel. Dus, als er levende wezens zijn in het water, op de aarde, in de lucht, in hemel, wat is dan het bezwaar, niet in het vuur? Dit is dwaasheid. En Kṛṣṇa zegt in de Bhagavad-gītā, imaṁ vivasvate yogaṁ proktavān aham avyayam (BG 4.1): "Ik sprak deze filosofie vroeger tot de zonnegod." Dus tenzij er een zonnegod is of de koning van de zonneplaneet. . . Dus als deze koning daar is, moeten de burgers daar zijn, moet het koninkrijk daar zijn - maar ze zijn gemaakt van vuur. Op dezelfde manier is in de Vaikuṇṭha-wereld alles spiritueel. Dat moeten we leren. We kunnen niet dwaas onze eigen conclusie trekken. Dat is niet mogelijk."
|