"Het goud heeft zo'n infectie dat als iemand... Dat is de hele wereld, dat zodra iemand goud heeft, hij niet meer geïnteresseerd is in God. Dat is de infectie. "Ah!" zal hij zeggen. "Dit is bedoeld voor de arme klasse van mannen die geen goud hebben. Ik heb goud. Ik ben God." Je kent deze Kali-yuga. Hij werd gestraft, dat "Je gaat eruit." Toen zei hij: "Waar zal ik heen gaan? Overal is jouw koninkrijk." Toen zei Parīkṣit Mahārāja: "Je gaat hierheen, in het bordeel, in de. . . deze vier dingen." Striya-sūnā-pāna-dyūta yatra pāpaś catur-vidhāḥ: (SB 1.17.38) "Ongeoorloofde seks, en slachthuis, en drankenhandel en gokken." Toen verzocht hij: "In plaats van naar zoveel plaatsen te gaan, geef me één plaats waar één plaats voldoende is." Toen zei hij: "Ga waar goud is. Dan krijg je alles."
|