"Dus iedereen die dit lichaam heeft aanvaard, daihyasya, en wat hij ook doet, het wordt allemaal gezien door zoveel getuigen. Hoe kun je dit vermijden? Hoe kun je iets in het geheim doen? Dat kan niet. Alles wordt genoteerd. En dus zul je straf of beloning moeten aanvaarden, omdat je niet onafhankelijk bent. We zeggen gek/dwaas genoeg onafhankelijk. "We geven om niemand. Er is geen God." Maar er is de dood. Dat moet je geloven. Dus, die dood is God. Kṛṣṇa zegt, ahaṁ mṛtyuḥ sarva-haraś ca (BG 10.34). Iemand die God niet ziet tijdens zijn leven, hij zal God zien op het moment van overlijden. Er is dus geen sprake van dat je God niet ziet."
|