"Īśvaraḥ sarva-bhūtānāṁ hṛd-deśe arjuna tiṣṭhati (BG 18.61): 'Mijn dierbare Arjuna, de Heer is gezeten in ieders hart.' Waarom is Hij daar gezeten? Omdat Hij de suhṛdaṁ sarva-bhūtānām (BG 5.29) is. Wij zijn zonen van God. Het spijt Hem zeer dat we onnodig zwerven binnenin dit universum en lijden in verschillende lichaamstypes, en dit is er gaande. Dus, īśvara, Hij is de vriend. Hij probeert gewoonweg Zijn gezicht naar je toe te keren. Dat is het. Īśvaraḥ sarva-bhūtānām (BG 18.61). Hij heeft mij een beetje vrijheid gegeven, dus doe wat je wilt. Maar Hij neemt simpelweg de kans: 'Wanneer heeft deze schurk tijd voor me?' Dat is Zijn zaak. Dat wordt benoemd in de Vedische śāstra (geschriften), dat twee vogels in dezelfde boom zitten. Eén eet het fruit, en de andere is simpelweg de getuige daarvan. Dus de etende vogel is de jīvātmā, individuele ziel, en de vogel die getuige is, is God, Paramātmā."
|