"Ataḥ śrī-kṛṣṇa nāmādi na bhaved grahyam indriyaiḥ (Brs. 1.2.234). Met deze materiële zintuigen kun je God niet begrijpen. Nāmādi. Jij kunt zelfs Zijn heilige naam niet begrijpen. Kennis van God begint met het chanten van de heilige naam. Dus door te chanten, te chanten, omdat God niet verschillend is van Zijn naam, associeer je naam met..., eh, met God, en dan wordt je gezuiverd. Dit is het proces. God is niet anders dan Zijn heilige naam. Dus je chant de heilige naam van God, dat betekent dat je onmiddellijk met God omgaat."
|