"Een zieke man denkt nooit dat hij ziek is. Hij denkt: "Ik ben helemaal in orde." Maar een arts zal zeggen: "O nee, nee, u bent ziek." Hij zegt: "Ik ben helemaal in orde." Kanker. En dan, na een paar dagen, is het met hem gedaan. Ze weten niet dat: "Waarom sterf ik?" Ze denken dat de dood natuurlijk is. Maar Bhagavad-gītā, na hanyate hanyamāne śarīre (BG 2.20). Ze hebben geen hersens om te onderzoeken dat: hier is informatie, dat, zelfs na de vernietiging, de jīva(ziel) niet sterft. Maar hij informeert niet. Hij zegt: "De dood is natuurlijk. Laat me sterven." Dit is blind. Ze stemmen ermee in te sterven. En de Bhagavad-gītā zegt: Na hanyate hanyamāne śarīre: "Er is geen dood, zelfs niet na vernietiging. Ze zullen hier niet naar informeren. Zo blind. Zo blind. Dit zou het onderzoek moeten zijn, dat: "Als het een feit is dat zelfs na de vernietiging van het lichaam ik niet sterf, wat is die positie dan?" Dat onderzoek is ook niet daar. Zij zijn zo dwaas."
|