"Deze aantrekkingskracht tussen man en vrouw, dat is materiële hechting. Daarom wordt er gezegd: Durāpūreṇa kāmena (SB 7.6.8): Deze gevoelens van lust worden nooit volledig bevredigd, zelfs niet tot op het punt van de dood. En wat is de natuur van deze lustige gevoelens? Moha, illusie. Het is een feit—het is geen hoofdzaak— maar het is er, dat is een feit. Het voorbeeld wordt gegeven dat, net zoals in een droom, iemand mijn hoofd afsnijdt en ik ben aan het wenen. Maar eigenlijk is er geen man die mijn hoofd eraf snijdt —mijn hoofd is er nog—maar toch, ik lijd bij zulke gedachten. Dit wordt moha genoemd."
|