"Als de allerhoogste vader geen persoon is, waar kwamen deze persoonlijke vaders dan vandaan? Mūḍho nābhijānāti mām ebhyaḥ param avyayam (BG 7.25). "Mām" - dit is een persoon. De mūḍha's kunnen niet begrijpen dat de allerhoogste vader een persoon is. Daarom Arjuna, tijdens de ... toen hij de Bhagavad-gītā begreep, verklaarde hij: "Het is heel, heel moeilijk ... . ." (terzijde) Hare Kṛṣṇa. Jaya. Hare Kṛṣṇa. ". . . om Uw persoonlijkheid te begrijpen. Het is heel, heel moeilijk" heeft Arjuna gezegd. En hij heeft Hem als persoon aanvaard, puruṣaṁ śāśvatam, "U bent voor eeuwig een persoon." Paraṁ brahma paraṁ dhāma pavitraṁ paramam, puruṣaṁ śāśvataṁ divyam ādyam (BG 10.12). Deze dingen zijn er. Het echte begrip is er. En hij zei: "Dit is... . . dit wordt aanvaard door Vyāsadeva, Nārada, Devala." Svayaṁ caiva, "En U spreekt ook." Waar is dan de kwestie van onpersoonlijk?"
|