"Dus Kṛṣṇa zegt: "Geef Mij groenten te eten." Dus bieden we Hem heel lekkere, smakelijke gerechten aan en eten we ervan. Dit is ons principe. Dus, zelfs tijdens het eten, herinneren we ons God: "Kṛṣṇa heeft dit zo lekker gegeten. Laat me de overblijfselen nemen." Dus, terwijl we eten, denken we aan God. Dus als God zei: "Herinner je Mij altijd"; we kunnen dat doen. Hij heeft uitgelegd hoe we Hem moeten herinneren. Hij zei: Raso 'ham apsu kaunteya (BG 7.8): "Ik ben de smaak van het water." Dus, als je drinkt ... wie drinkt er geen water? Ten minste drie keer, vier keer drinken we water, iedereen. Dus, als je drinkt, en het water blust je dorst, en je proeft een lekkere smaak, zegt Kṛṣṇa, God zegt: "Ik ben die smaak." Dus, waar is mijn moeilijkheid om God te herinneren? Als je je gewoon deze formule herinnert dat, "De smaak van water is Kṛṣṇa."
|