"Gatāsūn agatāsūṁś ca nānuśocanti paṇḍitāḥ (BG 2.11). Een geleerd man weet dat het lichaam, de lichamelijke actie, vandaag of morgen zal worden beëindigd. Dus, wat valt er te jammeren na dit lichaam? Klaagzang is dat de persoon in dit lichaam, of hij nu naar de hel of de hemel zal gaan. Ūrdhvaṁ gacchanti of tamo gacchanti. Dat is een echte zorg. Het zal met het lichaam gedaan zijn, vandaag of morgen of over honderd jaar. Wie kan het beschermen? Maar men zou geïnteresseerd moeten zijn in de eigenaar van het lichaam, waar hij gaat, wat zijn volgende positie is. En dat wordt duidelijk vermeld: Adho gacchanti tāmasāḥ, ūrdhvaṁ gacchanti sattva-sthāḥ (BG 14.18). Dus, je bent geïnteresseerd om omhoog of omlaag te gaan of in dezelfde status te blijven. Er zijn drie statussen: Omhoog, omlaag en hetzelfde."
|