"Stel dat iemand, als je zegt dat: "Wij zijn Kṛṣṇa-bewuste personen." Dus iemand zou je kunnen uitdagen: Leg allereerst uit wat je weet over Kṛṣṇa?" Dat is heel natuurlijk. Als je niets van Kṛṣṇa af weet, heb je niet het recht om te zeggen: "Ik behoor tot de Kṛṣṇa-bewustzijnsbeweging." Je hebt niet het recht om dit te zeggen. Dus je positie is zo. Als je een tilaka (heilige klei op voorhoofd en lichaam) en een kaṇṭhi (nekkralen) hebt, betekent dat niet dat je tot de Kṛṣṇa-bewustzijnsbeweging hoort. Elke bedrieger kan dat doen. Je moet de filosofie kennen. Als iemand je uitdaagt, moet je antwoorden. Daarom heeft Bhaktivinoda Ṭhākura een lied gezongen om deze bedriegers aan te duiden. Hij zegt: Eita eka kalir celā: "Hier is een dienaar van Kali ." Wat voor soort celā? Nāke tilaka galai mālā. "Hij heeft een tilaka en galai mālā. Bās. Dat is alles." Hij weet niet wat de filosofie is. Als je de filosofie van Kṛṣṇa-bewustzijn niet kent, als je gewoon je lichaam markeert met tilaka en kaṇṭhi, dan ben je geen echte dienaar; je bent niet gekwalificeerd."
|