"Daar is de Goloka Vṛndāvana, de beschrijving is daar. Er zijn ook bomen, er zijn ook dieren, en Kṛṣṇa is daar, en Hij wordt bediend door lakṣmī's, de gopī's. Sahasra-śata-sambhrama-sevyamānam. Met groot respect dienen zij. Deze beschrijvingen zijn er. Daar zijn de bomen wensbomen. Wat je ook van die boom wilt, je zult het krijgen. De koeien zijn surabhī-koeien, wat betekent dat je zo vaak en zoveel als je wilt melk kunt tappen. Surabhīr abhipālayantam. Dus, als we over Vṛndāvana spreken, is het geen verbeelding. In de śāstra (geschriften) is er een beschrijving, hoe Kṛṣṇa daar is, wat Hij aan het doen is. Er wordt vooral vermeld: Surabhīr abhipālayantam. Kṛṣṇa heeft deze hobby. Net zoals onze hobby - hond-abhipālayantam (gelach). We houden, ieder van ons, vooral in de westerse landen, een hond. Dus waarom houdt Kṛṣṇa niet zoveel koeien? Wat is de moeilijkheid voor Hem? Dus, Hij wordt opzettelijk een koeherdersjongen. Dat is Zijn genoegen."
|