"Dus, het punt is, dat we eigenlijk geen dingen nodig hebben voor zinsbevrediging, vooral niet in deze menselijke vorm van leven. Dat hebben we genoten. Zelfs een mug geniet ook, de kever geniet ook. Dit is een mooie regeling door de natuur. Prakṛteḥ kriyamāṇāni guṇaiḥ karmāṇi sarvaśaḥ (BG 3.27). Iedereen heeft de faciliteiten voor zinsbevrediging. Waarom niet de mens? De mens heeft een ontwikkeld bewustzijn; hij heeft betere faciliteiten. Maar, het is niet de zaak van de mens om te genieten van zinsbevrediging."
|