"Tasmād guruṁ prapadyeta jijñāsu śreya uttamam (SB 11.3.21). Je moet naar de goeroe gaan als je nieuwsgierig bent. Jijñāsu. Jijñāsu betekent dat we zoveel dingen willen weten; dat is onze natuur. Een kind wil ook vanalles weten. Hij vraagt zijn ouders: "Wat is dit, vader? Wat is dit, moeder?' Die nieuwsgierigheid is er in iedereen. Dus, wanneer iemand iets wil weten over de Allerhoogste, dan heeft hij een goeroe of spiritueel leraar nodig. Het is geen mode, dat: 'Iedereen heeft een goeroe; laat me ook een goeroe hebben." Niet op die manier. Tad-vijñānārthaṁ sa gurum evābhigacchet (MU 1.2.12): "Om de transcendentale wetenschap te begrijpen, moet men naar de goeroe gaan."
|