"In de Bhagavad-gītā legt de Absolute Waarheid, Kṛṣṇa, Zichzelf uit. Absolute Waarheid is het ultieme doel, Vedānta. Het onderwerp van kennis is Absolute Waarheid. Athāto brahma jijñāsā. Dus, we hebben deze menselijke levensvorm om te onderzoeken over de Absolute Waarheid. Jijñāsuḥ śreyaḥ uttamam. Tasmād guruṁ prapadyeta jijñāsuḥ śreyaḥ uttamam (SB 11.3.21). Tenzij iemand jijñāsuḥ is, nieuwsgierig, is het niet nodig om een zogenaamde modieuze goeroe te aanvaarden. Guru aanvaarden is geen mode, stijl, dat: "Iedereen heeft een guru, ik zal een guru hebben.' Nee. De śāstra (geschriften) zegt: Tasmād guruṁ prapadyeta jijñāsuḥ śreyaḥ uttamam: Men moet de guru aanvaarden als hij nieuwsgierig is, jijñāsuḥ. Hoe zit het dan? Śreyaḥ uttamam, het Absolute, of de voorspoed, buiten deze materiële wereld. Uttamam. Tamaḥ betekent duisternis, onwetendheid."
|