"Als je gewoon heel goed voor het lichaam zorgt, dan betekent dat dat je het dode lichaam versiert. Wat is de waarde ervan? Is het duidelijk? Het lichaam is belangrijk omdat de ziel er is. Zolang het leven er is, als je het lichaam versiert, zal iedereen het waarderen. Maar als je het dode lichaam versiert, zullen mensen zeggen: "Wat een dwaas is hij!" Aprāṇasyaiva dehasya maṇḍanaṁ loka-rañjanam (Hari-bhakti-sudhodaya 3.11). Dat is gewoon een populair applaus: "Ah, het dode lichaam is versierd." Maar wat is de waarde ervan? Op dezelfde manier, zonder spirituele kennis, is deze dode beschaving gewooneg gebaseerd op het lichamelijke concept van leven, belachelijk. Dat moeten we veroordelen. Neem Kṛṣṇa-bewustzijn, dan is alles ... net als één, als er nul is, dan is het tien. Nog een nul, honderd. Maar zonder één, gewoon nul, is het alleen maar nutteloos."
|