"Soms denk ik dat ik in mijn jeugd een heel, heel lieve zoon van mijn vader was. Ik heb dat in dat Kṛṣṇa-boek toegegeven. Ik vertelde mijn vader dat hij niet erg rijk was, maar toch, wat ik ook wilde, hij zou het me geven. Hij heeft me nooit getuchtigd, maar volledige liefde gegeven. Toen kreeg ik natuurlijk vrienden en trouwde ik. Door de genade van Kṛṣṇa hield iedereen van me. (lacht) En ik kwam naar dit vreemde land zonder er iemand te kennen. Dus Kṛṣṇa heeft zoveel vaders gestuurd om van me te houden. Op die manier heb ik geluk. Als ik in de laatste fase heel vredig leef, is dat een grote genade van Kṛṣṇa. Door Kṛṣṇa's genade is alles mogelijk. Dus zullen we vasthouden aan Kṛṣṇa's lotusvoeten en alles is mogelijk."
|