"De paramparā is dat Gods instructies zouden moeten worden verspreid. Evaṁ paramparā. Maar er zijn geen volgelingen van Gods instructie. Daarom zijn de dwazen schurken; de paramparā van de dwaas daar. De vader is een schurk, de zoon is een schurk, en de kleinzoon is een schurk. Wat is er verkeerd? De paramparā is schurk. En als ze Gods paramparā volgen, dan is alles in orde. In het begin, imaṁ vivasvate yogaṁ proktavān aham avyayam (BG 4.1): "Ik zei." Dat is perfecte instructie. God is volmaakt/perfect; Hij spreekt. Nu, volg je dat spreken, dan wordt je volmaakt. En als je Satan volgt, dan wordt je een schurk, een dief. De moeilijkheid is dat ze de woorden van God niet volgen. En religie betekent de woorden van God. Het maakt niet uit wat voor religie het is, als ze daadwerkelijk de woorden van God volgen, worden ze goed."
|