"Vairāgya moet worden beoefend, maar bhakti is zo sterk, kecit kevalayā bhaktyā, gewoon door bhakti, vāsudeva-parāyaṇa. Vairāgya komt onmiddelijk. Aghaṁ dhunvanti kārtsnyena nīhāram iva bhāskaraḥ. Als men werkelijk een pure bhakta is, dan, alles wat materieel is, gedaan. Dat is echte bhakta. Nu heb ik wat bhakti en ook wat materieel verlangen, dat is geen bhakti. Dat is markaṭa-vairāgya. Dat betekent niet dat ik bhakti zal stoppen. Nee. Je brengt bhakti naar het principe, naar het regulerende principe, dan zal vairāgya automatisch komen. De vairāgya komt niet; dat betekent dat je geen zuivere bhakta bent geweest. Dat is vervalsing. Anyābhilāṣitā-śūnyam (Bhakti-rasāmṛta-sindhu 1.1.11). Dat is bhakti. En omdat er geen anyabhilāṣitā-śūnyam is, (CC Madhya 19.167), is het vervalst."
|