"Vrij (van verlangen) betekent dat dat verlangen gezuiverd moet worden. Dat betekent dat de verlangens er dienen te zijn om de Heer te dienen. Dat is echte zuivering. Het voorbeeld van goud wordt gegeven. Er zijn onzuiverheden. Die onzuiverheden, je kunt het niet gewoon reinigen door te wassen. Je moet het in het vuur doen. Als het gesmolten is, zijn alle vuile dingen automatisch weg. Zijn natuurlijke positie is een essentieel onderdeel van God, om God te dienen. Dus, tenzij hij dit oppakt, is er geen kwestie van verlangenloosheid. Daarom eist Kṛṣṇa: "Overgave." En zodra hij zich overgeeft, worden materiële verlangens overwonnen. Sarvopādhi-vinirmuktam (CC Madhya 19.170). Anyābhilāṣitā-śūnyam (Bhakti-rasāmṛta-sindhu 1.1.11) Anders kan de ... hij kan het ene verlangen niet door een ander verlangen verbeteren. Dat is niet mogelijk. Dan zal het een ander verlangen oproepen."
|