"Een toegewijde is gewoon tevreden als hij aan Kṛṣṇa kan denken. Kṛṣṇa wil dat. Man-manā bhava mad-bhakto mad-yājī māṁ namaskuru (BG 18.65). Kṛṣṇa heeft nooit gezegd: "Wordt een groot paṇḍita of grammaticus om Bhagavad -gītā of Śrīmad-Bhāgavatam te lezen." Dat, als je kunt, als je het hebt, kun je het. Anders kan iedereen, zelfs een kind, dit doen: Man-manā bhava mad-bhakto mad-yājī māṁ namaskuru (BG 18.65). Men kan in deze tempel komen en eerbetuigingen brengen. Dat is ook voldoende. Daarom kan een toegewijde onder alle levensomstandigheden tevreden zijn, op voorwaarde dat hij aan Kṛṣṇa's lotusvoeten kan denken. Dat is alles. Dat is alles."
|