"Het yogasysteem wordt beoefend om de geest te beheersen, om de zintuigen te beheersen, omdat we moeten evolueren van dierlijk platform naar brāhmaṇa-platform of spiritueel platform, sattva-guṇa. Tato rājas-tamo-bhāvāḥ, kāma-lobhādayaś ca ye, ceta etair anāviddhaṁ, sthitaṁ sattve prasīdati (SB 1.2.19). Tenzij we de basiskwaliteiten beheersen, namelijk de geaardheden onwetendheid en hartstocht, kun je niet gelukkig zijn. Het is niet mogelijk. Tato rājas-tamo-bhāvāḥ. Rājas tamo-bhāvāḥ betekent kāma en lobhā. Zolang ik wellustige verlangens heb, en zolang ik de begeerte heb om meer en meer en meer te verwerven, om meer en meer van de zintuigen te genieten ... Dat is hebzucht. Men zou tevreden moeten zijn, het minimum dat mogelijk is. Āhāra-nidra-bhaya -maithunaṁ ca sāmānyam etat paśubhir narāṇām (Hitopadeśa 25). Āhāra betekent eten. Āhāra, nidra, slapen en vrezen en zintuiglijk genieten. Deze zijn vereist, maar niet om toe te nemen, maar om te verminderen."
|