"Bhaktyā maṁ abhijānāti (BG 18.55). Het begrijpen is ook door bhakti, en door bhakti, kun je God beheersen. Vedeṣu durlabham adurlabha ātmā-bhaktau (BS 5.33). Je kunt God niet begrijpen door de Vedas te bestuderen. Vedeṣu durlabham adurlabha ātaum. Maar voor Zijn toegewijden is Hij heel, heel gemakkelijk beschikbaar. Daarom is bhakti de enige bron. Bhaktyām ekayā grāhyam. Alleen door bhakti kun je benaderen, je kunt op hetzelfde niveau met God praten, net als een vriend. De koeherdersjongens, ze behandelden Kṛṣṇa met dezelfde status: "Kṛṣṇa is zoals wij." Maar ze hielden heel, heel intens van Kṛṣṇa. Dat is hun kwalificatie. Daarom stemde Kṛṣṇa er soms mee in de koeherdersjongens op Zijn schouders te nemen."
|