NL/Prabhupada 0828 - Wie voor zijn ondergeschikte zorgt is een guru



Lecture on SB 5.5.18 -- Vrndavana, November 6, 1976

Pradyumna: Vertaling: "Iemand die zijn afhankelijken niet kan verlossen van het pad van herhaalde geboorte en dood, moet nooit een spiritueel leraar, een vader, een echtgenoot, een moeder of een vereringswaardige halfgod worden."

Prabhupāda:

gurur na sa syāt sva-jano na sa syāt
pitā na sa syāj jananī na sa syāt
daivaṁ na tat syān na patiś ca sa syān
na mocayed yaḥ samupeta-mṛtyum
(SB 5.5.18)

Dus in het voorgaande vers is beschreven dat; kas taṁ svayaṁ tad-abhijño vipaścid (SB 5.5.17) . De beschermer moet abhijñaḥ en vipaścit, zeer geleerd zijn. De regering, de vader, de guru, de leraar, of zelfs de echtgenoot van ... Omdat we geleid worden, iedereen wordt geleid door iemand anders. Dat is de samenleving. Niet als katten en honden. Zoals de katten en honden jongen krijgen en dan hebben ze verder geen verantwoordelijkheid. De honden hangen op straat rond en niemand zorgt voor ze. Maar de menselijke samenleving moet zo niet zijn. Er moeten verantwoordelijke beschermers zijn. Sommigen van deze verantwoordelijke beschermers worden hier beschreven. Allereerst de guru. Een gewone leraar op een school wordt ook guru genoemd, en de allerhoogste guru is de spiritueel leraar. Niet alleen de spiritueel leraar, maar iedereen die een positie als guru heeft om anderen iets te leren moet heel geleerd en heel verantwoordelijk zijn, vipaścit, abhijñaḥ. Abhijñātaḥ is een kwalificatie van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. Zoals in het begin van het Śrīmad-Bhāgavatam staat; abhijñaḥ. Janmādy asya yataḥ 'nvayād itarataś ca artheṣu abhijñaḥ (SB 1.1.1). De bestuurder moet abhijñaḥ zijn. Hetzelfde staat hier. Natuurlijk kunnen we niet zo abhijñaḥ als God zijn, dat is niet mogelijk, maar een beetje abhijñātaḥ moet er zijn. Wat is anders het nut van te worden ...?

Ten eerste wordt over de guru gezegd, wie ​​voor zijn ondergeschikte zorgt is een guru. Het eerste voorschrift is dat je geen guru moet worden tenzij je volledig bewust bent van hoe je jouw afhankelijken kan redden van het pad van geboorte en dood. Dat is de eerste vraag. Niet dat: "Ik ben je guru. Ik kan je van wat buikpijn genezen." Men gaat ook met zo'n reden naar een guru. Mensen gaan over het algemeen naar een guru, dwazen gaan naar een guru, naar een andere dwaas. Wat is er? "Meneer, ik heb een beetje pijn. Geef me een ashirvad zodat mijn pijn mag genezen." "Maar waarom kom je hier dwaas om je buikpijn te genezen? Je kan naar een dokter gaan of een pil slikken. Is dit de reden om je guru te bezoeken?" Maar over het algemeen komt men naar een guru om een zegen te vragen voor een materieel voordeel. Het zijn dwazen en daarom geeft Kṛṣṇa hun ook een dwaas als guru. Ze willen bedrogen worden. Ze weten niet wat het doel is van naar een guru gaan. Ze weten het niet. Ze weten niet wat het probleem van hun leven is en waarom ze naar een guru moeten gaan. Ze weten het niet. En de zogenaamde guru's maken ook misbruik van de onwetendheid van het publiek en zij worden guru. Dit is er aan de hand. De guru weet niet wat zijn verantwoordelijkheid is en het dwaze publiek weet niet waarom ze naar een guru moeten gaan. Dit is het probleem.