NL/BG 7.1: Difference between revisions
(Bhagavad-gita Compile Form edit) |
(Vanibot #0019: LinkReviser - Revised links and redirected them to the de facto address when redirect exists) |
||
Line 2: | Line 2: | ||
<div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 7| Hoofdstuk 7: Kennis van de Absolute]]'''</div> | <div style="float:left">'''[[Dutch - Bhagavad-gītā zoals ze is|Bhagavad-gītā zoals ze is]] - [[NL/BG 7| Hoofdstuk 7: Kennis van de Absolute]]'''</div> | ||
<div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 6.47| BG 6.47]] '''[[NL/BG 6.47|BG 6.47]] - [[NL/BG 7.2|BG 7.2]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 7.2| BG 7.2]]</div> | <div style="float:right">[[File:Go-previous.png|link=NL/BG 6.47| BG 6.47]] '''[[NL/BG 6.47|BG 6.47]] - [[NL/BG 7.2|BG 7.2]]''' [[File:Go-next.png|link=NL/BG 7.2| BG 7.2]]</div> | ||
{{ | {{RandomImage|Dutch}} | ||
==== VERS 1 ==== | ==== VERS 1 ==== | ||
<div class="devanagari"> | |||
:श्रीभगवानुवाच । | |||
:मय्यासक्तमनाः पार्थ योगं युञ्जन्मदाश्रयः । | |||
:असंशयं समग्रं मां यथा ज्ञास्यसि तच्छृणु ॥१॥ | |||
</div> | |||
<div class="verse"> | <div class="verse"> | ||
: | :śrī-bhagavān uvāca | ||
:mayy āsakta-manāḥ pārtha | |||
:yogaṁ yuñjan mad-āśrayaḥ | |||
:asaṁśayaṁ samagraṁ māṁ | |||
:yathā jñāsyasi tac chṛṇu | |||
</div> | </div> | ||
Line 16: | Line 25: | ||
<div class="synonyms"> | <div class="synonyms"> | ||
śrī bhagavān uvāca — de Allerhoogste Heer zei; mayi — aan Mij; āsakta-manāḥ — de geest verbonden; pārtha — o zoon van Pṛthā; yogam — zelfrealisatie; yuñjan — beoefenend; mat-āśrayaḥ — bewust zijn van Mij (Kṛṣṇa-bewustzijn); asaṁśayam — zonder twijfel; samagram — volledig; mām — Mij; yathā — hoe; jñāsyasi — je kunt kennen; tat — dat; śṛṇu — probeer te horen. | ''śrī bhagavān uvāca'' — de Allerhoogste Heer zei; ''mayi'' — aan Mij; ''āsakta-manāḥ'' — de geest verbonden; ''pārtha'' — o zoon van Pṛthā; ''yogam'' — zelfrealisatie; ''yuñjan'' — beoefenend; ''mat-āśrayaḥ'' — bewust zijn van Mij (Kṛṣṇa-bewustzijn); ''asaṁśayam'' — zonder twijfel; ''samagram'' — volledig; ''mām'' — Mij; ''yathā'' — hoe; ''jñāsyasi'' — je kunt kennen; ''tat'' — dat; ''śṛṇu'' — probeer te horen. | ||
</div> | </div> | ||
Line 28: | Line 37: | ||
<div class="purport"> | <div class="purport"> | ||
In dit zevende hoofdstuk van de Bhagavad-gītā wordt het wezen van het Kṛṣṇa-bewustzijn volledig beschreven. Kṛṣṇa bezit alle volheden volkomen en hoe Hij deze volheden manifesteert, wordt hier beschreven. Ook worden in dit hoofdstuk de vier groepen van fortuinlijke mensen beschreven die gehecht raken aan Kṛṣṇa en ook de vier groepen van onfortuinlijke mensen die nooit tot Kṛṣṇa zullen komen. | In dit zevende hoofdstuk van de ''Bhagavad-gītā'' wordt het wezen van het Kṛṣṇa-bewustzijn volledig beschreven. Kṛṣṇa bezit alle volheden volkomen en hoe Hij deze volheden manifesteert, wordt hier beschreven. Ook worden in dit hoofdstuk de vier groepen van fortuinlijke mensen beschreven die gehecht raken aan Kṛṣṇa en ook de vier groepen van onfortuinlijke mensen die nooit tot Kṛṣṇa zullen komen. | ||
In de eerste zes hoofdstukken van de Bhagavad-gītā werd het levend wezen beschreven als een niet-materiële ziel, die in staat is zichzelf te verheffen tot zelfrealisatie door verschillende soorten yoga. Aan het eind van het zesde hoofdstuk werd duidelijk gesteld dat de hoogste vorm van alle yogamethoden het standvastig concentreren van de geest op Kṛṣṇa of Kṛṣṇa-bewustzijn is. Alleen door de geest op Kṛṣṇa te concentreren kan iemand de Absolute Waarheid volledig kennen. Bewustwording van de onpersoonlijke brahmajyoti en de gelokaliseerde Paramātmā is niet compleet, want het is een gedeeltelijke bewustwording van de Absolute Waarheid. Volledige en wetenschappelijke kennis is kennis van Kṛṣṇa en alles wordt geopenbaard aan een persoon die Kṛṣṇa-bewust is. Wanneer iemand volledig Kṛṣṇa-bewust is, weet hij dat Kṛṣṇa als het uiteindelijke object van kennis boven alle twijfel verheven is. De verschillende soorten yoga zijn niet meer dan gunstige hulpmiddelen op het pad van Kṛṣṇa-bewustzijn. Wie zich rechtstreeks op het Kṛṣṇa-bewustzijn toelegt, heeft vanzelf complete kennis van de brahmajyoti en de Paramātmā. Door de yoga van het Kṛṣṇa-bewustzijn te beoefenen, kan iemand volledige kennis krijgen over alles, namelijk over de Absolute Waarheid, de levende wezens, de materiële natuur en hun verschijningsvormen en alles wat daarbij hoort. Men moet daarom beginnen met het beoefenen van yoga zoals dat in het laatste vers van het zesde hoofdstuk wordt aangegeven. | In de eerste zes hoofdstukken van de ''Bhagavad-gītā'' werd het levend wezen beschreven als een niet-materiële ziel, die in staat is zichzelf te verheffen tot zelfrealisatie door verschillende soorten ''yoga''. Aan het eind van het zesde hoofdstuk werd duidelijk gesteld dat de hoogste vorm van alle yogamethoden het standvastig concentreren van de geest op Kṛṣṇa of Kṛṣṇa-bewustzijn is. Alleen door de geest op Kṛṣṇa te concentreren kan iemand de Absolute Waarheid volledig kennen. Bewustwording van de onpersoonlijke ''brahmajyoti'' en de gelokaliseerde Paramātmā is niet compleet, want het is een gedeeltelijke bewustwording van de Absolute Waarheid. Volledige en wetenschappelijke kennis is kennis van Kṛṣṇa en alles wordt geopenbaard aan een persoon die Kṛṣṇa-bewust is. Wanneer iemand volledig Kṛṣṇa-bewust is, weet hij dat Kṛṣṇa als het uiteindelijke object van kennis boven alle twijfel verheven is. De verschillende soorten ''yoga'' zijn niet meer dan gunstige hulpmiddelen op het pad van Kṛṣṇa-bewustzijn. Wie zich rechtstreeks op het Kṛṣṇa-bewustzijn toelegt, heeft vanzelf complete kennis van de ''brahmajyoti'' en de Paramātmā. Door de ''yoga'' van het Kṛṣṇa-bewustzijn te beoefenen, kan iemand volledige kennis krijgen over alles, namelijk over de Absolute Waarheid, de levende wezens, de materiële natuur en hun verschijningsvormen en alles wat daarbij hoort. Men moet daarom beginnen met het beoefenen van ''yoga'' zoals dat in het laatste vers van het zesde hoofdstuk wordt aangegeven. | ||
Concentratie van de geest op Kṛṣṇa, de Allerhoogste, wordt mogelijk gemaakt door voorgeschreven devotionele dienst. Deze devotionele dienst bestaat uit negen verschillende vormen, waarvan śravaṇam de eerste en allerbelangrijkste is. Daarom zegt de Heer tegen Arjuna tac chṛṇu, ‘Hoor van Mij.’ Niemand kan een hogere autoriteit zijn dan Kṛṣṇa en van Hem horen is de beste gelegenheid om een perfect Kṛṣṇa-bewust persoon te worden. Men moet daarom rechtstreeks leren van Kṛṣṇa of van Zijn zuivere toegewijde en niet van een aanmatigend persoon die trots is op zijn academische opleiding en die geen toegewijde is. | Concentratie van de geest op Kṛṣṇa, de Allerhoogste, wordt mogelijk gemaakt door voorgeschreven devotionele dienst. Deze devotionele dienst bestaat uit negen verschillende vormen, waarvan ''śravaṇam'' de eerste en allerbelangrijkste is. Daarom zegt de Heer tegen Arjuna ''tac chṛṇu'', ‘Hoor van Mij.’ Niemand kan een hogere autoriteit zijn dan Kṛṣṇa en van Hem horen is de beste gelegenheid om een perfect Kṛṣṇa-bewust persoon te worden. Men moet daarom rechtstreeks leren van Kṛṣṇa of van Zijn zuivere toegewijde en niet van een aanmatigend persoon die trots is op zijn academische opleiding en die geen toegewijde is. | ||
In het tweede hoofdstuk van het eerste canto van het Śrīmad-Bhāgavatam wordt deze methode om Kṛṣṇa, de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, de Absolute Waarheid, te leren kennen als volgt beschreven: | In het tweede hoofdstuk van het eerste canto van het ''Śrīmad-Bhāgavatam'' wordt deze methode om Kṛṣṇa, de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, de Absolute Waarheid, te leren kennen als volgt beschreven: | ||
:''śṛṇvatāṁ sva-kathāḥ kṛṣṇaḥ | :''śṛṇvatāṁ sva-kathāḥ kṛṣṇaḥ'' | ||
:''hṛdy antaḥ-stho hy abhadrāṇi | :''puṇya-śravaṇa-kīrtanaḥ'' | ||
:''hṛdy antaḥ-stho hy abhadrāṇi'' | |||
:''vidhunoti suhṛt satām'' | |||
:''naṣṭa-prāyeṣv abhadreṣu | :''naṣṭa-prāyeṣv abhadreṣu'' | ||
:''bhagavaty uttama-śloke | :''nityaṁ bhāgavata-sevayā'' | ||
:''bhagavaty uttama-śloke'' | |||
:''bhaktir bhavati naiṣṭhikī'' | |||
:''tadā rajas-tamo-bhāvāḥ | :''tadā rajas-tamo-bhāvāḥ'' | ||
:''ceta etair anāviddhaṁ | :''kāma-lobhādayaś ca ye'' | ||
:''ceta etair anāviddhaṁ'' | |||
:''sthitaṁ sattve prasīdati'' | |||
:''evaṁ prasanna-manaso | :''evaṁ prasanna-manaso'' | ||
:''bhagavat-tattva-vijñānaṁ | :''bhagavad-bhakti-yogataḥ'' | ||
:''bhagavat-tattva-vijñānaṁ'' | |||
:''mukta-saṅgasya jāyate'' | |||
:''bhidyate hṛdaya-granthiś | :''bhidyate hṛdaya-granthiś'' | ||
:''kṣīyante cāsya karmāṇi | :''chidyante sarva-saṁśayāḥ'' | ||
:''kṣīyante cāsya karmāṇi'' | |||
:''dṛṣṭa evātmanīśvare'' | |||
‘Horen over Kṛṣṇa uit de Vedische teksten of rechtstreeks van Hemzelf door de Bhagavad-gītā, is op zichzelf een deugdzame activiteit. En voor iemand die over Kṛṣṇa hoort, is Heer Kṛṣṇa, die in ieders hart aanwezig is, als een vriend die het beste met iemand voorheeft en die de toegewijde, die voortdurend over Hem hoort, zuivert. Op die manier ontwikkelt een toegewijde vanzelf zijn sluimerende transcendentale kennis. Naarmate hij meer en meer over Kṛṣṇa hoort van het Bhāgavatam en van de toegewijden, wordt hij standvastig in devotionele dienst aan de Heer. Door zich te ontwikkelen in devotionele dienst raakt men bevrijd van de hoedanigheden hartstocht en onwetendheid en op die manier verminderen materiële lusten en gierigheid. Wanneer deze onzuiverheden weggevaagd zijn, blijft de kandidaat onwankelbaar op het niveau van zuivere goedheid, raakt hij enthousiast door devotionele dienst en begrijpt hij de wetenschap van God perfect. Zo klieft bhakti-yoga de stevige knoop van materiële gehechtheid en stelt ze iemand in staat om onmiddellijk op het niveau van asaṁśayaṁ samagram te komen, begrip van de Allerhoogste Absolute Waarheid, de Persoonlijkheid Gods.’ (Bhāg. 1.2.17-21) | ‘Horen over Kṛṣṇa uit de Vedische teksten of rechtstreeks van Hemzelf door de ''Bhagavad-gītā'', is op zichzelf een deugdzame activiteit. En voor iemand die over Kṛṣṇa hoort, is Heer Kṛṣṇa, die in ieders hart aanwezig is, als een vriend die het beste met iemand voorheeft en die de toegewijde, die voortdurend over Hem hoort, zuivert. Op die manier ontwikkelt een toegewijde vanzelf zijn sluimerende transcendentale kennis. Naarmate hij meer en meer over Kṛṣṇa hoort van het ''Bhāgavatam'' en van de toegewijden, wordt hij standvastig in devotionele dienst aan de Heer. Door zich te ontwikkelen in devotionele dienst raakt men bevrijd van de hoedanigheden hartstocht en onwetendheid en op die manier verminderen materiële lusten en gierigheid. Wanneer deze onzuiverheden weggevaagd zijn, blijft de kandidaat onwankelbaar op het niveau van zuivere goedheid, raakt hij enthousiast door devotionele dienst en begrijpt hij de wetenschap van God perfect. Zo klieft ''bhakti-yoga'' de stevige knoop van materiële gehechtheid en stelt ze iemand in staat om onmiddellijk op het niveau van ''asaṁśayaṁ samagram'' te komen, begrip van de Allerhoogste Absolute Waarheid, de Persoonlijkheid Gods.’ (''Bhāg''. 1.2.17-21) | ||
De wetenschap van Kṛṣṇa kan men daarom alleen begrijpen door van Kṛṣṇa of van Zijn Kṛṣṇa-bewuste toegewijde te horen. | De wetenschap van Kṛṣṇa kan men daarom alleen begrijpen door van Kṛṣṇa of van Zijn Kṛṣṇa-bewuste toegewijde te horen. |
Latest revision as of 13:15, 28 June 2018
VERS 1
- श्रीभगवानुवाच ।
- मय्यासक्तमनाः पार्थ योगं युञ्जन्मदाश्रयः ।
- असंशयं समग्रं मां यथा ज्ञास्यसि तच्छृणु ॥१॥
- śrī-bhagavān uvāca
- mayy āsakta-manāḥ pārtha
- yogaṁ yuñjan mad-āśrayaḥ
- asaṁśayaṁ samagraṁ māṁ
- yathā jñāsyasi tac chṛṇu
WOORD-VOOR-WOORD-VERTALINGEN
śrī bhagavān uvāca — de Allerhoogste Heer zei; mayi — aan Mij; āsakta-manāḥ — de geest verbonden; pārtha — o zoon van Pṛthā; yogam — zelfrealisatie; yuñjan — beoefenend; mat-āśrayaḥ — bewust zijn van Mij (Kṛṣṇa-bewustzijn); asaṁśayam — zonder twijfel; samagram — volledig; mām — Mij; yathā — hoe; jñāsyasi — je kunt kennen; tat — dat; śṛṇu — probeer te horen.
VERTALING
De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei: Hoor nu, o zoon van Pṛthā, hoe je Me volledig en zonder twijfel kunt kennen door yoga te beoefenen met een bewustzijn dat volledig van Mij vervuld is en met een geest die verbonden is met Mij.
COMMENTAAR
In dit zevende hoofdstuk van de Bhagavad-gītā wordt het wezen van het Kṛṣṇa-bewustzijn volledig beschreven. Kṛṣṇa bezit alle volheden volkomen en hoe Hij deze volheden manifesteert, wordt hier beschreven. Ook worden in dit hoofdstuk de vier groepen van fortuinlijke mensen beschreven die gehecht raken aan Kṛṣṇa en ook de vier groepen van onfortuinlijke mensen die nooit tot Kṛṣṇa zullen komen.
In de eerste zes hoofdstukken van de Bhagavad-gītā werd het levend wezen beschreven als een niet-materiële ziel, die in staat is zichzelf te verheffen tot zelfrealisatie door verschillende soorten yoga. Aan het eind van het zesde hoofdstuk werd duidelijk gesteld dat de hoogste vorm van alle yogamethoden het standvastig concentreren van de geest op Kṛṣṇa of Kṛṣṇa-bewustzijn is. Alleen door de geest op Kṛṣṇa te concentreren kan iemand de Absolute Waarheid volledig kennen. Bewustwording van de onpersoonlijke brahmajyoti en de gelokaliseerde Paramātmā is niet compleet, want het is een gedeeltelijke bewustwording van de Absolute Waarheid. Volledige en wetenschappelijke kennis is kennis van Kṛṣṇa en alles wordt geopenbaard aan een persoon die Kṛṣṇa-bewust is. Wanneer iemand volledig Kṛṣṇa-bewust is, weet hij dat Kṛṣṇa als het uiteindelijke object van kennis boven alle twijfel verheven is. De verschillende soorten yoga zijn niet meer dan gunstige hulpmiddelen op het pad van Kṛṣṇa-bewustzijn. Wie zich rechtstreeks op het Kṛṣṇa-bewustzijn toelegt, heeft vanzelf complete kennis van de brahmajyoti en de Paramātmā. Door de yoga van het Kṛṣṇa-bewustzijn te beoefenen, kan iemand volledige kennis krijgen over alles, namelijk over de Absolute Waarheid, de levende wezens, de materiële natuur en hun verschijningsvormen en alles wat daarbij hoort. Men moet daarom beginnen met het beoefenen van yoga zoals dat in het laatste vers van het zesde hoofdstuk wordt aangegeven.
Concentratie van de geest op Kṛṣṇa, de Allerhoogste, wordt mogelijk gemaakt door voorgeschreven devotionele dienst. Deze devotionele dienst bestaat uit negen verschillende vormen, waarvan śravaṇam de eerste en allerbelangrijkste is. Daarom zegt de Heer tegen Arjuna tac chṛṇu, ‘Hoor van Mij.’ Niemand kan een hogere autoriteit zijn dan Kṛṣṇa en van Hem horen is de beste gelegenheid om een perfect Kṛṣṇa-bewust persoon te worden. Men moet daarom rechtstreeks leren van Kṛṣṇa of van Zijn zuivere toegewijde en niet van een aanmatigend persoon die trots is op zijn academische opleiding en die geen toegewijde is.
In het tweede hoofdstuk van het eerste canto van het Śrīmad-Bhāgavatam wordt deze methode om Kṛṣṇa, de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, de Absolute Waarheid, te leren kennen als volgt beschreven:
- śṛṇvatāṁ sva-kathāḥ kṛṣṇaḥ
- puṇya-śravaṇa-kīrtanaḥ
- hṛdy antaḥ-stho hy abhadrāṇi
- vidhunoti suhṛt satām
- naṣṭa-prāyeṣv abhadreṣu
- nityaṁ bhāgavata-sevayā
- bhagavaty uttama-śloke
- bhaktir bhavati naiṣṭhikī
- tadā rajas-tamo-bhāvāḥ
- kāma-lobhādayaś ca ye
- ceta etair anāviddhaṁ
- sthitaṁ sattve prasīdati
- evaṁ prasanna-manaso
- bhagavad-bhakti-yogataḥ
- bhagavat-tattva-vijñānaṁ
- mukta-saṅgasya jāyate
- bhidyate hṛdaya-granthiś
- chidyante sarva-saṁśayāḥ
- kṣīyante cāsya karmāṇi
- dṛṣṭa evātmanīśvare
‘Horen over Kṛṣṇa uit de Vedische teksten of rechtstreeks van Hemzelf door de Bhagavad-gītā, is op zichzelf een deugdzame activiteit. En voor iemand die over Kṛṣṇa hoort, is Heer Kṛṣṇa, die in ieders hart aanwezig is, als een vriend die het beste met iemand voorheeft en die de toegewijde, die voortdurend over Hem hoort, zuivert. Op die manier ontwikkelt een toegewijde vanzelf zijn sluimerende transcendentale kennis. Naarmate hij meer en meer over Kṛṣṇa hoort van het Bhāgavatam en van de toegewijden, wordt hij standvastig in devotionele dienst aan de Heer. Door zich te ontwikkelen in devotionele dienst raakt men bevrijd van de hoedanigheden hartstocht en onwetendheid en op die manier verminderen materiële lusten en gierigheid. Wanneer deze onzuiverheden weggevaagd zijn, blijft de kandidaat onwankelbaar op het niveau van zuivere goedheid, raakt hij enthousiast door devotionele dienst en begrijpt hij de wetenschap van God perfect. Zo klieft bhakti-yoga de stevige knoop van materiële gehechtheid en stelt ze iemand in staat om onmiddellijk op het niveau van asaṁśayaṁ samagram te komen, begrip van de Allerhoogste Absolute Waarheid, de Persoonlijkheid Gods.’ (Bhāg. 1.2.17-21)
De wetenschap van Kṛṣṇa kan men daarom alleen begrijpen door van Kṛṣṇa of van Zijn Kṛṣṇa-bewuste toegewijde te horen.