NL/Prabhupada 0537 - Krishna staat open voor de armste man om Hem te aanbidden: Difference between revisions

(Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0537 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1973 Category:NL-Quotes - Lec...")
 
(Vanibot #0023: VideoLocalizer - changed YouTube player to show hard-coded subtitles version)
 
Line 6: Line 6:
[[Category:NL-Quotes - in United Kingdom]]
[[Category:NL-Quotes - in United Kingdom]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 0536 - Wat is het nut om de Veda's te bestuderen als je Krishna niet begrijpt?|0536|NL/Prabhupada 0538 - De wet betekent het woord gegeven door de staat. Je kan thuis geen wet maken|0538}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 14: Line 17:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|yDiD748KaiY|Krishna staat open voor de armste man om aanbeden te worden<br />- Prabhupāda 0537}}
{{youtube_right|-SJdtT1RBEs|Krishna staat open voor de armste man om Hem te aanbidden<br />- Prabhupāda 0537}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<mp3player>http://vaniquotes.org/w/images/730821JM.LON_Janmastami_clip3.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/730821JM.LON_Janmastami_clip3.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 26: Line 29:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
In de śāstra wordt gezegd, janasya moho 'yam aham mameti ([[Vanisource:SB 5.5.8|SB 5.5.8]]). Dit "Ik en mijn" filosofie is een illusie. Dus deze illusie betekent māyā. Māyā... Als je uit deze illusie wilt, māyā, dan moet je de Kṛṣṇa formule accepteren. Mām eva ye prapadyante māyām etāṁ taranti te. Alles is er in de Bhagavad-gītā voor begeleiding als we de filosofie van de Bhagavad-gītā zoals het is accepteren. Alles is er. Vrede is er, de welvaart is er. Dat is een feit. Helaas accepteren we het niet. Dat is onze pech. Of we begrijpen het verkeerd. Kṛṣṇa zegt in de Bhagavad-gītā, man-manā bhava mad-bhakto mad-yājī māṁ namaskuru ([[Vanisource:BG 18.65|BG 18.65]]). Kṛṣṇa zegt dat "Denk altijd aan Mij," man-manā bhava mad-bhakto. "Word Mijn toegewijde." Mad-yājī, "Jij aanbidt Mij." Māṁ namaskuru "En biedt eerbetuigingen aan Mij aan." Is het een zeer moeilijke taak? Hier is Kṛṣṇa's deity. Als je denkt aan deze deity, Rādhā-Kṛṣṇa, is het erg moeilijk? Man-manā. Je komt in de tempel en, net als een toegewijde, biedt je je respect aan de deity, man-manā bhava mad-bhakto. Probeer om voor zover mogelijk de deity te aanbidden, patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ yo me bhaktyā prayacchati ([[Vanisource:BG 9.26|BG 9.26]]). Kṛṣṇa wil niet je hele bezit hebben. Kṛṣṇa staat open voor de armste man om aanbeden te worden. Wat vraagt Hij? Hij zegt, patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ yo me bhaktyā prayacchati: "Met toewijding, als een persoon heeft me een klein blaadje aanbiedt, een beetje fruit, een beetje water, ik accepteer het." Kṛṣṇa heeft geen honger, maar Kṛṣṇa wil van jou een toegewijde maken. Dat is het belangrijkste punt. Yo me bhaktyā prayacchati. Dat is het belangrijkste principe. Als je Kṛṣṇa kleine dingen aanbiedt... Kṛṣṇa heeft geen honger; Kṛṣṇa verstrekt voedsel voor iedereen. Eko yo bahūnāṁ vidadhāti kāmān. Maar Kṛṣṇa wilt je liefde, je toewijding. Daarom smeekt Hij weinig patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ. Man-manā bhava mad-bhakto. Er is geen moeilijkheid met het begrijpen van Kṛṣṇa en Kṛṣṇa-bewustzijn te accepteren. Maar we zullen dat niet doen; dat onze ziekte. Anders is het helemaal niet moeilijk. En zodra we uitgegroeid zijn tot een toegewijde van Kṛṣṇa, begrijpen we de hele situatie. Onze filosofie, Bhāgavata filosofie, is ook het communisme, omdat we Kṛṣṇa als de allerhoogste vader beschouwen, en alle levende wezens, ze zijn allemaal zonen van Kṛṣṇa.  
In de śāstra staat: ''janasya moho 'yam aham mameti'' ([[Vanisource:SB 5.5.8|SB 5.5.8]]). Deze "Ik en mijn filosofie" is een illusie. Dus deze illusie betekent ''māyā''.  


Dus Kṛṣṇa zegt dat Hij de eigenaar is van alle planeten, sarva-loka-maheśvaram ([[Vanisource:BG 5.29|BG 5.29]]). Daarom is wat er is, hetzij in de lucht of in het water of op het land, ze zijn allemaal eigendom van Kṛṣṇa. En omdat we allemaal zonen van Kṛṣṇa zijn, dus ieder van ons heeft het recht om het eigendom van de vader te gebruiken. Maar we moeten geen inbreuk maken op anderen. Dit is de formule van de vrede. Mā gṛdha kasya svidhanam, īśāvāsyam idaṁ sarvam ([[Vanisource:ISO 1|ISO 1]]). Alles behoort aan God toe. Jullie zijn zonen van God. Je hebt het recht om het eigendom van de vader te gebruiken, maar je neemt niet meer dan je nodig hebt. Dat is strafbaar. Deze dingen staan ​​vermeld in het Śrīmad-Bhāgavatam. Stena eva sa ucyate ([[Vanisource:BG 3.12|BG 3.12]]), in de Bhagavad-gītā, "hij is een dief." Als iemand meer neemt dan hij nodig heeft, dan is hij een dief. Yajñārthāt karmaṇo 'nyatra loko 'yaṁ karma-bandhanaḥ ([[Vanisource:BG 3.9|BG 3.9]]). Als voor de bevrediging van Kṛṣṇa... Yajña betekent Kṛṣṇa. Kṛṣṇa's andere naam is Yajñeśvara. Dus je handelt voor Kṛṣṇa, je neemt Kṛṣṇa prasādam. Dat is wat we hier onderwijzen. In deze tempel, zijn we woonachtig Amerikanen, Indiërs, Engelsen, Canadezen, Afrikanen, verschillende delen van de wereld. Dat weet je. Niet alleen in deze tempel, over de hele wereld. (pauze)  
Als je uit deze illusie, ''māyā'', wil geraken dan moet je de formule van Kṛṣṇa accepteren. ''Mām eva ye prapadyante māyām etāṁ taranti te'' ([[NL/BG 7.14|BG 7.14]]). Alles is er in de Bhagavad-gītā voor begeleiding als we de filosofie van de Bhagavad-gītā zoals het is accepteren. Alles is er. Vrede is er, welvaart is er. Dus dat is een feit. Helaas accepteren we het niet. Dat is onze pech. Of we begrijpen het verkeerd. Kṛṣṇa zegt in de Bhagavad-gītā: ''man-manā bhava mad-bhakto mad-yājī māṁ namaskuru'' ([[NL/BG 18.65|BG 18.65]]). Kṛṣṇa zegt: ''man-manā''; "Denk altijd aan Mij," ''bhava mad-bhakto''; "Word Mijn toegewijde," ''mad-yājī''; "Aanbid Mij," ''māṁ namaskuru''; "En biedt je eerbetuigingen aan Mij aan." Is dat een heel moeilijke taak? Hier is de beeldgedaante van Kṛṣṇa. Als je aan deze beeldgedaante, Rādhā-Kṛṣṇa, denkt. Is dat erg moeilijk? ''Man-manā''. Je komt in de tempel en net als een toegewijde biedt je je eerbetuigingen aan de beeldgedaante aan, ''man-manā bhava mad-bhakto''. Probeer voor zover mogelijk de beeldgedaante te aanbidden, ''patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ yo me bhaktyā prayacchati'' ([[NL/BG 9.26|BG 9.26]]). Kṛṣṇa wil niet je hele bezit hebben. Kṛṣṇa staat open voor de armste man om Hem te aanbidden. Wat vraagt Hij? Hij zegt: ''patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ yo me bhaktyā prayacchati''; "Als iemand me met toewijding een blaadje offert, wat fruit, een beetje water, dan accepteer Ik het." Kṛṣṇa is niet hongerig, maar Kṛṣṇa wil van jou een toegewijde maken. Dat is het belangrijkste punt. ''Yo me bhaktyā prayacchati''. Dat is het belangrijkste principe. Als je Kṛṣṇa kleine dingen aanbiedt ... Kṛṣṇa heeft geen honger, Kṛṣṇa verstrekt voedsel voor iedereen. ''Eko yo bahūnāṁ vidadhāti kāmān'' (Kaṭha Upaniṣad 2.2.13). Maar Kṛṣṇa wil je liefde, je toewijding. Daarom vraagt Hij een beetje; ''patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ'' ([[NL/BG 9.26|BG 9.26]]). ''Man-manā bhava mad-bhakto'' ([[NL/BG 18.65|BG 18.65]]).


Kṛṣṇa is de allerhoogste genieter en Kṛṣṇa is de allerhoogste vriend van iedereen. Als je dit vergeet, dan komen we in de materiële wereld en strijden om het bestaan, de strijd met elkaar. Dit is het materiële leven. Dus je kunt niet... De politici, diplomaten, filosofen, ze hebben zoveel geprobeerd, maar in feite is niets vruchtbaar geweest. Net zoals de Verenigde Naties. Het werd georganiseerd na de tweede grote oorlog, en ze wilden dat vreedzaam zullen we alles afwikkelen. Maar er is niet zoiets. De gevechten zijn er aan de hand, tussen Pakistan en India, tussen Vietnam en Amerika, en dit en dat. Het is niet het proces. Het proces is Kṛṣṇa-bewustzijn. Iedereen moet dit feit begrijpen, dat we niet de eigenaar zijn. Eigenaar is Kṛṣṇa. Dat is een feit. Net als Amerika. Zeg tweehonderd jaar geleden de Amerikanen, de Europese migranten, ze waren niet de eigenaar - iemand was eigenaar. Vóór hen, iemand was eigenaar of het was onbebouwde grond. De werkelijke eigenaar is Kṛṣṇa. Maar kunstmatig beweren jullie dat "Het is mijn eigendom." Janasya moho 'yam ahaṁ mameti ([[Vanisource:SB 5.5.8|SB 5.5.8]]). Dit wordt māyā genoemd.
Er is geen moeilijkheid om Kṛṣṇa te begrijpen en het Kṛṣṇa-bewustzijn te accepteren. Maar we zullen dat niet doen, dat onze ziekte. Verder is het helemaal niet moeilijk. En zodra we een toegewijde van Kṛṣṇa worden begrijpen we de hele situatie. Onze filosofie, Bhāgavata filosofie, is ook communisme. Want we zien Kṛṣṇa als de allerhoogste vader en alle levende wezens zijn allemaal zonen van Kṛṣṇa. Dus Kṛṣṇa zegt dat Hij de eigenaar van alle planeten is: ''sarva-loka-maheśvaram'' ([[NL/BG 5.29|BG 5.29]]). Daarom is alles wat er is, hetzij in de lucht, in het water of op het land, dat is allemaal eigendom van Kṛṣṇa. En omdat we allemaal zonen van Kṛṣṇa zijn, daarom heeft ieder van ons het recht om het eigendom van de vader te gebruiken. Maar we moeten geen inbreuk op anderen maken. Dit is de vrede's formule. ''Mā gṛdha kasya svidhanam, īśāvāsyam idaṁ sarvam'' ([[Vanisource:ISO 1|ISO 1]]). Alles is van God. Jullie zijn zonen van God. Je hebt het recht om het eigendom van de vader te gebruiken, maar neem niet meer dan je nodig hebt. Dat is strafbaar. Deze dingen staan ​​in het Śrīmad-Bhāgavatam. In de Bhagavad-gītā staat: ''stena eva sa ucyate'' ([[NL/BG 3.12|BG 3.12]]); "hij is een dief." Als iemand meer neemt dan hij nodig heeft dan is hij een dief. ''Yajñārthāt karmaṇo 'nyatra loko 'yaṁ karma-bandhanaḥ'' ([[NL/BG 3.9|BG 3.9]]).
 
Als voor de bevrediging van Kṛṣṇa ... ''Yajña'' betekent Kṛṣṇa. Een andere naam van Kṛṣṇa is Yajñeśvara. Dus je handelt voor Kṛṣṇa en je neemt Kṛṣṇa's ''prasādam''. Dat is wat we hier onderwijzen. We wonen in deze tempel, Amerikanen, Indiërs, Engelsen, Canadezen, Afrikanen, verschillende delen van de wereld. Dat weten jullie. Niet alleen in deze tempel, over de hele wereld. (onderbreking)
 
Kṛṣṇa is de allerhoogste genieter en Kṛṣṇa is de allerhoogste vriend van iedereen. Als je dit vergeet dan komen we in deze materiële wereld en strijden om het bestaan en vechten met elkaar. Dit is het materiële leven. Dus je kan niet ... De politici, diplomaten, filosofen, die hebben zoveel geprobeerd maar in feite is niets vruchtbaar geworden. Net zoals de Verenigde Naties. Het is opgezet na de tweede wereld oorlog, en ze wilden dat we alles vreedzaam zullen regelen. Maar zoiets is er niet. Het vechten gaat nog door, tussen Pakistan en India, tussen Vietnam en Amerika, en dit en dat. Het is niet de manier. De manier is Kṛṣṇa-bewustzijn. Iedereen moet het feit dat we niet de eigenaar zijn begrijpen. De eigenaar is Kṛṣṇa. Dat is een feit. Net als Amerika. Zeg tweehonderd jaar geleden de Amerikanen, de Europese migranten waren niet de eigenaar - iemand was eigenaar. Vóór hun was iemand eigenaar of het was leeg land. De werkelijke eigenaar is Kṛṣṇa. Maar kunstmatig beweren jullie dat: "Het is mijn eigendom." ''Janasya moho 'yam ahaṁ mameti'' ([[Vanisource:SB 5.5.8|SB 5.5.8]]). Dit heet ''māyā''.  
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 16:12, 29 January 2021



Janmastami Lord Sri Krsna's Appearance Day Lecture -- London, August 21, 1973

In de śāstra staat: janasya moho 'yam aham mameti (SB 5.5.8). Deze "Ik en mijn filosofie" is een illusie. Dus deze illusie betekent māyā.

Als je uit deze illusie, māyā, wil geraken dan moet je de formule van Kṛṣṇa accepteren. Mām eva ye prapadyante māyām etāṁ taranti te (BG 7.14). Alles is er in de Bhagavad-gītā voor begeleiding als we de filosofie van de Bhagavad-gītā zoals het is accepteren. Alles is er. Vrede is er, welvaart is er. Dus dat is een feit. Helaas accepteren we het niet. Dat is onze pech. Of we begrijpen het verkeerd. Kṛṣṇa zegt in de Bhagavad-gītā: man-manā bhava mad-bhakto mad-yājī māṁ namaskuru (BG 18.65). Kṛṣṇa zegt: man-manā; "Denk altijd aan Mij," bhava mad-bhakto; "Word Mijn toegewijde," mad-yājī; "Aanbid Mij," māṁ namaskuru; "En biedt je eerbetuigingen aan Mij aan." Is dat een heel moeilijke taak? Hier is de beeldgedaante van Kṛṣṇa. Als je aan deze beeldgedaante, Rādhā-Kṛṣṇa, denkt. Is dat erg moeilijk? Man-manā. Je komt in de tempel en net als een toegewijde biedt je je eerbetuigingen aan de beeldgedaante aan, man-manā bhava mad-bhakto. Probeer voor zover mogelijk de beeldgedaante te aanbidden, patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ yo me bhaktyā prayacchati (BG 9.26). Kṛṣṇa wil niet je hele bezit hebben. Kṛṣṇa staat open voor de armste man om Hem te aanbidden. Wat vraagt Hij? Hij zegt: patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ yo me bhaktyā prayacchati; "Als iemand me met toewijding een blaadje offert, wat fruit, een beetje water, dan accepteer Ik het." Kṛṣṇa is niet hongerig, maar Kṛṣṇa wil van jou een toegewijde maken. Dat is het belangrijkste punt. Yo me bhaktyā prayacchati. Dat is het belangrijkste principe. Als je Kṛṣṇa kleine dingen aanbiedt ... Kṛṣṇa heeft geen honger, Kṛṣṇa verstrekt voedsel voor iedereen. Eko yo bahūnāṁ vidadhāti kāmān (Kaṭha Upaniṣad 2.2.13). Maar Kṛṣṇa wil je liefde, je toewijding. Daarom vraagt Hij een beetje; patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyaṁ (BG 9.26). Man-manā bhava mad-bhakto (BG 18.65).

Er is geen moeilijkheid om Kṛṣṇa te begrijpen en het Kṛṣṇa-bewustzijn te accepteren. Maar we zullen dat niet doen, dat onze ziekte. Verder is het helemaal niet moeilijk. En zodra we een toegewijde van Kṛṣṇa worden begrijpen we de hele situatie. Onze filosofie, Bhāgavata filosofie, is ook communisme. Want we zien Kṛṣṇa als de allerhoogste vader en alle levende wezens zijn allemaal zonen van Kṛṣṇa. Dus Kṛṣṇa zegt dat Hij de eigenaar van alle planeten is: sarva-loka-maheśvaram (BG 5.29). Daarom is alles wat er is, hetzij in de lucht, in het water of op het land, dat is allemaal eigendom van Kṛṣṇa. En omdat we allemaal zonen van Kṛṣṇa zijn, daarom heeft ieder van ons het recht om het eigendom van de vader te gebruiken. Maar we moeten geen inbreuk op anderen maken. Dit is de vrede's formule. Mā gṛdha kasya svidhanam, īśāvāsyam idaṁ sarvam (ISO 1). Alles is van God. Jullie zijn zonen van God. Je hebt het recht om het eigendom van de vader te gebruiken, maar neem niet meer dan je nodig hebt. Dat is strafbaar. Deze dingen staan ​​in het Śrīmad-Bhāgavatam. In de Bhagavad-gītā staat: stena eva sa ucyate (BG 3.12); "hij is een dief." Als iemand meer neemt dan hij nodig heeft dan is hij een dief. Yajñārthāt karmaṇo 'nyatra loko 'yaṁ karma-bandhanaḥ (BG 3.9).

Als voor de bevrediging van Kṛṣṇa ... Yajña betekent Kṛṣṇa. Een andere naam van Kṛṣṇa is Yajñeśvara. Dus je handelt voor Kṛṣṇa en je neemt Kṛṣṇa's prasādam. Dat is wat we hier onderwijzen. We wonen in deze tempel, Amerikanen, Indiërs, Engelsen, Canadezen, Afrikanen, verschillende delen van de wereld. Dat weten jullie. Niet alleen in deze tempel, over de hele wereld. (onderbreking)

Kṛṣṇa is de allerhoogste genieter en Kṛṣṇa is de allerhoogste vriend van iedereen. Als je dit vergeet dan komen we in deze materiële wereld en strijden om het bestaan en vechten met elkaar. Dit is het materiële leven. Dus je kan niet ... De politici, diplomaten, filosofen, die hebben zoveel geprobeerd maar in feite is niets vruchtbaar geworden. Net zoals de Verenigde Naties. Het is opgezet na de tweede wereld oorlog, en ze wilden dat we alles vreedzaam zullen regelen. Maar zoiets is er niet. Het vechten gaat nog door, tussen Pakistan en India, tussen Vietnam en Amerika, en dit en dat. Het is niet de manier. De manier is Kṛṣṇa-bewustzijn. Iedereen moet het feit dat we niet de eigenaar zijn begrijpen. De eigenaar is Kṛṣṇa. Dat is een feit. Net als Amerika. Zeg tweehonderd jaar geleden de Amerikanen, de Europese migranten waren niet de eigenaar - iemand was eigenaar. Vóór hun was iemand eigenaar of het was leeg land. De werkelijke eigenaar is Kṛṣṇa. Maar kunstmatig beweren jullie dat: "Het is mijn eigendom." Janasya moho 'yam ahaṁ mameti (SB 5.5.8). Dit heet māyā.