NL/Prabhupada 0635 - Er is een ziel in alle levende wezens, zelfs in de mier: Difference between revisions

(Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0635 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1973 Category:NL-Quotes - Lec...")
 
(Vanibot #0023: VideoLocalizer - changed YouTube player to show hard-coded subtitles version)
 
Line 6: Line 6:
[[Category:NL-Quotes - in United Kingdom]]
[[Category:NL-Quotes - in United Kingdom]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 0634 - Krishna wordt nooit beïnvloed door de illusoire energie|0634|NL/Prabhupada 0636 - Degenen die geleerd zijn maken geen onderscheid dat het geen ziel heeft|0636}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 14: Line 17:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|AXTe8QQO2b8|De ziel is daar in alle levende wezens, zelfs in de mier<br/>- Prabhupāda 0635}}
{{youtube_right|cEvY783SCjw|Er is een ziel in alle levende wezens, zelfs in de mier<br/>- Prabhupāda 0635}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK (from English page -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK (from English page -->
<mp3player>http://vaniquotes.org/w/images/730831BG-LON_clip_01.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/730831BG-LON_clip_01.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 26: Line 29:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT (from DotSub) -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT (from DotSub) -->
Toegewijde: Vertaling: "O afstammeling van Bharata, hij die woont in het lichaam is eeuwig en kan nimmer worden gedood. Dus hoeft je niet te treuren om enig schepsel."  
Pradyumna: Vertaling: "O afstammeling van Bharata, hij die in het lichaam woont is eeuwig en kan nooit gedood worden. Dus hoef je om geen enkel schepsel te treuren."  


Prabhupāda: Dehī nityam avadhyo 'yaṁ dehe sarvasya bhārata. Dehe, dehe betekent lichaam, in het lichaam. Dit onderwerp begon, dehino 'smin yathā dehe kaumāraṁ yauvanaṁ jarā ([[Vanisource:BG 2.13|BG 2.13]]). Deha, dehī. Dehī betekent degene die het lichaam bezit. Net als guṇī. Āsthate in prata. (?) De grammaticale. Guṇa, in, deha, in, in prata. (?) Dehin śabda. Dus de nominatief van dehin śabda is dehī. Dehī nityam, eeuwig. Op zoveel manieren heeft Kṛṣṇa het uitgelegd. Nityam, eeuwig. Onverwoestbaar, onveranderlijk. Het hoeft niet geboren te worden, het sterft niet, is altijd constant hetzelfde. Na hanyate hanyamāne śarīre ([[Vanisource:BG 2.20|BG 2.20]]). Op deze manier zegt hij weer nityam, eeuwig. Avadhya, niemand kan doden. In het lichaam, hij is er. Maar dehe sarvasya bhārata. Dit is erg belangrijk. Niet dat de ziel gewoon in het menselijk lichaam is en niet in andere lichamen. Dat is oplichterij. Sarvasya. In elk lichaam. Zelfs binnen de mier, zelfs binnen de olifant, zelfs binnen de gigantische Banyan boom of binnen de microbe. Sarvasya. De ziel is daar. Maar sommige schurken, ze zeggen dat de dieren geen ziel hebben. Dit is fout. Hoe kun je zeggen het dier geen ziel heeft? Iedereen. Hier is de gezaghebbende uitspraak van Kṛṣṇa: sarvasya. En op een andere plaats zegt Kṛṣṇa, sarva-yoniṣu kaunteya sambhavanti mūrtayaḥ yāḥ: ([[Vanisource:BG 14.4|BG 14.4]]). In alle soorten van leven, zoals vele vormen er zijn, 8.400.000 verschillende vormen van leven, tāsāṁ mahad yonir brahma. Mahad yonir. Hun bron van het lichaam is van deze materiele natuur. Ahaṁ bīja-pradaḥ pitā: "Ik ben de zaadgevende vader." Want zonder vader en moeder zijn er geen nakomelingen, dus de vader is Kṛṣṇa en de moeder is de materiële natuur of spirituele natuur.  
Prabhupāda: ''Dehī nityam avadhyo 'yaṁ dehe sarvasya bhārata'' ([[NL/BG 2.30|BG 2.30]]). ''Dehe'' betekent lichaam, in het lichaam. Dit onderwerp begon met; ''dehino 'smin yathā dehe kaumāraṁ yauvanaṁ jarā'' ([[NL/BG 2.13|BG 2.13]]). ''Deha, dehī. Dehī'' betekent degene die het lichaam bezit. Net als ''guṇī. Āsthate in prata''. De grammatica. ''Guṇa, in, deha, in, in prata. Dehin śabda''. Dus de nominatief van ''dehin śabda'' is ''dehī. Dehī nityam'', eeuwig. Op zoveel manieren heeft Kṛṣṇa het uitgelegd. ''Nityam'', eeuwig, onverwoestbaar, onveranderlijk. Het wordt niet geboren, het sterft niet, het is altijd constant hetzelfde. ''Na hanyate hanyamāne śarīre'' ([[NL/BG 2.20|BG 2.20]]). Op deze manier zegt Hij weer ''nityam'', eeuwig. ''Avadhya'', niemand kan doden. Hij is in het lichaam.  


Er zijn twee naturen. Dat wordt in het zevende vers uitgelegd. De materiële natuur en de spirituele natuur. Of de hogere natuur of inferieure natuur. Net als in ons lichaam zijn er inferieure onderdelen en superieure onderdelen. Lichaam is hetzelfde. Toch zijn er verschillende delen van het lichaam. Sommigen worden beschouwd als minderwaardig en sommige worden als superieur beschouwd. Zelfs twee handen. Volgens de Vedische beschaving is de rechterhand de betere hand en linkerhand is de mindere hand. Wanneer je iemand iets wilt geven, moet je het met de rechterhand geven. Als je het met de linkerhand doet, is het een belediging. Twee handen zijn er nodig. Waarom is deze hand superieur, deze hand...? Dus we moeten het Vedische gebod accepteren. Dus hoewel zowel de natuur, de spirituele natuur en materiële natuur, uit dezelfde bron komt, Absolute Waarheid... Janmādy asya yataḥ ([[Vanisource:SB 1.1.1|SB 1.1.1]]). Alles is afkomstig van Hem. Toch is er inferieure natuur en de superieure natuur. Wat is het verschil tussen lagere en hogere? In de inferieure natuur of de materiële natuur, God bewustzijn is bijna nihil. Degenen die in de geaardheden der goedheid zijn, ze hebben weinig God bewustzijn. En degenen die in de hoedanigheden hartstocht zijn, ze hebben in minder mate; en degenen die in de hoedanigheid van onwetendheid zijn, is er geen God bewustzijn. Volledig afwezig...
Maar ''dehe sarvasya bhārata'' ([[NL/BG 2.30|BG 2.30]]). Dit is erg belangrijk. Niet dat de ziel alleen in een menselijk lichaam is en niet in andere lichamen. Dat is dwaasheid. ''Sarvasya''. In elk lichaam. Zelfs in een mier, zelfs in een olifant, zelfs in een gigantische Banyan boom of in een microbe. ''Sarvasya''. De ziel is daar. Maar sommige dwazen zeggen dat de dieren geen ziel hebben. Dit is fout. Hoe kan je zeggen dat dieren geen ziel hebben? Iedereen. Hier is de gezaghebbende uitspraak van Kṛṣṇa: ''sarvasya''. En op een andere plaats zegt Kṛṣṇa; ''sarva-yoniṣu kaunteya sambhavanti mūrtayaḥ yāḥ'': ([[NL/BG 14.4|BG 14.4]]). In alle soorten van leven, zoveel vormen als er zijn, 8.400.000 verschillende levensvormen. ''Tāsāṁ mahad yonir brahma'' ([[NL/BG 14.4|BG 14.4]]). ''Mahad yonir''. De bron van hun lichaam is deze materiële natuur. ''Ahaṁ bīja-pradaḥ pitā'' ([[NL/BG 14.4|BG 14.4]]): "Ik ben de zaad-gevende vader." Want zonder vader en moeder zijn er geen nakomelingen.
 
Dus de vader is Kṛṣṇa en de moeder is de materiële natuur of spirituele natuur. Er zijn twee naturen. Dat is in het zevende vers uitgelegd. De materiële natuur en de spirituele natuur. Of de superieure natuur en de inferieure natuur. Net zoals er in ons lichaam inferieure onderdelen en superieure onderdelen zijn. Lichaam is hetzelfde. Toch zijn er verschillende delen van het lichaam. Sommigen worden als inferieur beschouwd en sommige worden als superieur beschouwd. Zelfs twee handen. Volgens de Vedische beschaving is de rechterhand de superieure hand en linkerhand is de inferieure hand. Wanneer je iemand iets wilt geven dan moet je het met de rechterhand geven. Als je het met de linkerhand geeft is het een belediging. Twee handen zijn er nodig. Waarom is deze hand superieur en deze hand ... ? Dus we moeten het Vedische voorschrift accepteren. Dus hoewel allebei de naturen, de spirituele natuur en de materiële natuur, uit dezelfde bron komen, de Absolute Waarheid. ''Janmādy asya yataḥ'' ([[Vanisource:SB 1.1.1|SB 1.1.1]]). Alles is afkomstig van Hem. Toch is er de inferieure natuur en de superieure natuur. Wat is het verschil tussen inferieur en superieur? In de inferieure of de materiële natuur is Godsbewustzijn bijna nul. Degenen die in de geaardheid goedheid zijn hebben een beetje Godsbewustzijn. En degenen die in de geaardheid hartstocht zijn hebben het in mindere mate. En degenen die in de geaardheid onwetendheid zijn, daar is geen Godsbewustzijn. Volledig afwezig. Gradaties.  
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 16:29, 29 January 2021



Lecture on BG 2.30 -- London, August 31, 1973

Pradyumna: Vertaling: "O afstammeling van Bharata, hij die in het lichaam woont is eeuwig en kan nooit gedood worden. Dus hoef je om geen enkel schepsel te treuren."

Prabhupāda: Dehī nityam avadhyo 'yaṁ dehe sarvasya bhārata (BG 2.30). Dehe betekent lichaam, in het lichaam. Dit onderwerp begon met; dehino 'smin yathā dehe kaumāraṁ yauvanaṁ jarā (BG 2.13). Deha, dehī. Dehī betekent degene die het lichaam bezit. Net als guṇī. Āsthate in prata. De grammatica. Guṇa, in, deha, in, in prata. Dehin śabda. Dus de nominatief van dehin śabda is dehī. Dehī nityam, eeuwig. Op zoveel manieren heeft Kṛṣṇa het uitgelegd. Nityam, eeuwig, onverwoestbaar, onveranderlijk. Het wordt niet geboren, het sterft niet, het is altijd constant hetzelfde. Na hanyate hanyamāne śarīre (BG 2.20). Op deze manier zegt Hij weer nityam, eeuwig. Avadhya, niemand kan doden. Hij is in het lichaam.

Maar dehe sarvasya bhārata (BG 2.30). Dit is erg belangrijk. Niet dat de ziel alleen in een menselijk lichaam is en niet in andere lichamen. Dat is dwaasheid. Sarvasya. In elk lichaam. Zelfs in een mier, zelfs in een olifant, zelfs in een gigantische Banyan boom of in een microbe. Sarvasya. De ziel is daar. Maar sommige dwazen zeggen dat de dieren geen ziel hebben. Dit is fout. Hoe kan je zeggen dat dieren geen ziel hebben? Iedereen. Hier is de gezaghebbende uitspraak van Kṛṣṇa: sarvasya. En op een andere plaats zegt Kṛṣṇa; sarva-yoniṣu kaunteya sambhavanti mūrtayaḥ yāḥ: (BG 14.4). In alle soorten van leven, zoveel vormen als er zijn, 8.400.000 verschillende levensvormen. Tāsāṁ mahad yonir brahma (BG 14.4). Mahad yonir. De bron van hun lichaam is deze materiële natuur. Ahaṁ bīja-pradaḥ pitā (BG 14.4): "Ik ben de zaad-gevende vader." Want zonder vader en moeder zijn er geen nakomelingen.

Dus de vader is Kṛṣṇa en de moeder is de materiële natuur of spirituele natuur. Er zijn twee naturen. Dat is in het zevende vers uitgelegd. De materiële natuur en de spirituele natuur. Of de superieure natuur en de inferieure natuur. Net zoals er in ons lichaam inferieure onderdelen en superieure onderdelen zijn. Lichaam is hetzelfde. Toch zijn er verschillende delen van het lichaam. Sommigen worden als inferieur beschouwd en sommige worden als superieur beschouwd. Zelfs twee handen. Volgens de Vedische beschaving is de rechterhand de superieure hand en linkerhand is de inferieure hand. Wanneer je iemand iets wilt geven dan moet je het met de rechterhand geven. Als je het met de linkerhand geeft is het een belediging. Twee handen zijn er nodig. Waarom is deze hand superieur en deze hand ... ? Dus we moeten het Vedische voorschrift accepteren. Dus hoewel allebei de naturen, de spirituele natuur en de materiële natuur, uit dezelfde bron komen, de Absolute Waarheid. Janmādy asya yataḥ (SB 1.1.1). Alles is afkomstig van Hem. Toch is er de inferieure natuur en de superieure natuur. Wat is het verschil tussen inferieur en superieur? In de inferieure of de materiële natuur is Godsbewustzijn bijna nul. Degenen die in de geaardheid goedheid zijn hebben een beetje Godsbewustzijn. En degenen die in de geaardheid hartstocht zijn hebben het in mindere mate. En degenen die in de geaardheid onwetendheid zijn, daar is geen Godsbewustzijn. Volledig afwezig. Gradaties.