NL/Prabhupada 0839 - Als we nog onbedorven kinderen zijn moeten we in Bhagavata-dharma getraind worden: Difference between revisions

(Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0839 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1975 Category:NL-Quotes - Lec...")
 
 
Line 7: Line 7:
[[Category:NL-Quotes - in India, Vrndavana]]
[[Category:NL-Quotes - in India, Vrndavana]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 0838 - Alles zal leeg en zinloos zijn als er geen God is|0838|NL/Prabhupada 0840 - Er was een prostituee die een lakh diamanten vroeg|0840}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 15: Line 18:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|Pno-78tzeO0|Als we nog onbedorven kinderen zijn, dan moeten we getraind worden in Bhagavata-dharma<br />- Prabhupāda 0839}}
{{youtube_right|Pno-78tzeO0|Als we nog onbedorven kinderen zijn moeten we in Bhagavata-dharma getraind worden<br />- Prabhupāda 0839}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK (from English page -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK (from English page -->
<mp3player>File:751203SB-VRNDAVAN_clip1.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/751203SB-VRNDAVAN_clip1.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 27: Line 30:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT (from DotSub) -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT (from DotSub) -->
Prabhupāda: Er is geen sprake van eenheid. Deze eenheid is vals. Er moet een afzonderlijk bestaan ​​zijn. Dat geeft voldoening. Vrienden houden van elkaar en hebben uitwisselingen van liefde. Dat geeft voldoening, niet "Je bent mijn vriend, ik ben jouw vriend, laten we één worden." Dat is niet mogelijk en dat geeft geen voldoening. Die Māyāvādīs zijn en één met de Allerhoogste willen worden, zij weten niet wat werkelijk voldoening geeft. Ze proberen op een kunstmatige manier één te worden. Dat geeft geen voldoening. Ye 'nye' ravindākṣa vimukta-māninas tvayy asta-bhāvād aviśuddha-buddhayaḥ ([[Vanisource:SB 10.2.32|SB 10.2.32]]). De māyāvādī denkt: "Nu heb ik Brahman gerealiseerd. Ik ben Brahman, spirituele ziel. Dus ik één worden met de allerhoogste spirituele ziel zodra dit lichaam voorbij is." Gatākāśa potakāśa, zo wordt gezegd. Maar dat geeft geen ware voldoening. Ye 'nye' ravindākṣa vimukta-māninaḥ. Ze denken: "Nu ben ik bevrijd. Ik ben één met de Allerhoogste." Maar eigenlijk is die gedachte kunstmatig. Ye 'nye' ravindākṣa vimukta-māninas tvayy asta-bhāvād aviśuddha-buddhayaḥ. Ze hebben geen juiste informatie hoe volledig tevreden te zijn, daarom zijn zij aviśuddha-buddhayaḥ. Hun intelligentie is nog niet zuiver. Het is onzuiver, ook weer materieel. Āruhya kṛcchreṇa paraṁ padaṁ tataḥ patanty adho anādṛta-yuṣmad-aṅghrayaḥ ([[Vanisource:SB 10.2.32|SB 10.2.32]]).  
Prabhupāda: Er is geen sprake van één-zijn. Dit één-zijn is onjuist. Er moet een afzonderlijk bestaan ​​zijn. Dan is er bevrediging. Vrienden houden van elkaar en hebben uitwisseling van liefde. Dat geeft voldoening. Niet dat: "Je bent mijn vriend, ik ben jouw vriend, laten we één worden." Dat is niet mogelijk en dat is niet bevredigend.  


Daarom zie je dat de māyāvādī sannyāsī's weer terugkomen om de mensheid te dienen, om dieren te dienen, dit of dat dienen, land, maatschappij. Dit is Māyāvāda. Aviśuddha-buddhayaḥ. Hij kon niet in de verheven positie van dienaar en gediende blijven. De Allerhoogste Heer wordt gediend en wij zijn dienaren. Omdat we die positie niet kunnen krijgen, daarom is mijn positie om te dienen. Ik hield er niet van om Krishna te dienen, ik wilde één met Hem te worden. Mijn positie is niet duidelijk. Daarom, in plaats van Krishna dienen, moet ik weer terug komen om de mensheid te dienen, de gemeenschap, het land, enzovoort, enzovoort, enzovoort. De dienst kan niet worden afgewezen. Maar omdat aviśuddha-buddhayaḥ, hij niet goed opgeleid is en nog steeds een onzuivere geest heeft, moet hij iets in plaats van Krishna dienen. Hij verlangt naar dienstbaarheid, maar hij is nirākāra, nirviśeṣa. Zonder Krishna, waar zal hij dienen? De dienstbare aard, hoe kan dat worden benut? Daarom komen ze weer terug, voor land en gemeenschap. Als ze dat opgeven, brahma satyaṁ jagan mithyā: "Dit is allemaal mithyā." Ze weten niet dat werkelijke dienstbaarheid, gelukzalig leven is. Dat weten ze niet. Āruhya kṛcchreṇa paraṁ padaṁ tataḥ patanty adhaḥ ([[Vanisource:SB 10.2.32|SB 10.2.32]]). Daarom vallen ze terug in materiële activiteiten.  
Daarom weten de ''māyāvādīs'', die één met de Allerhoogste willen worden, niet wat werkelijke voldoening is. Ze proberen kunstmatig één te worden. Dat is geen bevrediging. ''Ye 'nye' ravindākṣa vimukta-māninas tvayy asta-bhāvād aviśuddha-buddhayaḥ'' ([[Vanisource:SB 10.2.32|SB 10.2.32]]). De ''māyāvādī'' denkt dat: "Nu heb ik ''Brahman'' gerealiseerd, ik ben ''Brahman'', spirituele ziel. Dus ik zal één worden met de allerhoogste spirituele ziel zodra dit lichaam op is." ''Gatākāśa potakāśa'', wordt gezegd. Maar dat is geen echte bevrediging. ''Ye 'nye' ravindākṣa vimukta-māninaḥ''. Ze denken: "Nu ben ik bevrijd. Ik ben één met de Allerhoogste." Maar eigenlijk is die gedachte kunstmatig. ''Ye 'nye' ravindākṣa vimukta-māninas tvayy asta-bhāvād aviśuddha-buddhayaḥ'' ([[Vanisource:SB 10.2.32|SB 10.2.32]]). Omdat ze geen juiste informatie hebben hoe volledig tevreden te worden, daarom zijn ze ''aviśuddha-buddhayaḥ''. Hun intelligentie is nog niet zuiver. Het is onzuiver, weer materieel. ''Āruhya kṛcchreṇa paraṁ padaṁ tataḥ patanty adho anādṛta-yuṣmad-aṅghrayaḥ'' ([[Vanisource:SB 10.2.32|SB 10.2.32]]).  


Dit gebeurt door geen duidelijk begrip van het leven. Zo denkt Prahlāda Mahārāja. Het duidelijke begrip van het leven is ... hoe God, Krishna, te dienen. Dat heet bhāgavata-dharma dienen. Dit moet aan de kinderen geleerd worden. Anders, als hij al met zoveel onzin diensten bezig is, dan zal het heel moeilijk zijn om hem uit die valse bezigheden te slepen en hem opnieuw in Krishna's dienst te betrekken. Als we kinderen zijn, nog onbedorven, dan moeten we getraind worden in bhāgavata-dharma. Dat is het onderwerp van Prahlāda Mahārāja. Kaumāra ācaret prājño dharmān bhāgavatān iha durlabhaṁ mānuṣa ([[Vanisource:SB 7.6.1|SB 7.6.1]]). We dienen. De vogels dienen. Ze hebben kleine kiddies, kinderen. Ze pikken voedsel op, werken heel hard en brengen het naar de mond, en de kleine kiddies, ze zingen, "Moeder, moeder, geef aan mij, geef aan mij," en ze eten dat voedsel. Er is dienstbaarheid. Er is dienstbaarheid. Denk niet dat iemand zonder dienst is. Iedereen is aan het dienen. Een man werkt hard, dag en nacht. Waarom? Om de familie, de kinderen en de vrouw, te dienen. Dienen gaat door, maar hij weet niet wie te dienen. Daarom zegt Krishna: sarva-dharmān parityajya mām ekaṁ śaraṇaṁ ([[Vanisource:BG 18.66|BG 18.66]]): "Dien Mij en je zult gelukkig zijn." Zo is deze filosofie, bhāgavata-dharma.  
Daarom zie je dat de ''māyāvādī sannyāsī's'' weer terugkomen om de mensheid te dienen, om dieren te dienen, dit of dat dienen, land, maatschappij. Dit is ''māyāvāda''. ''Aviśuddha-buddhayaḥ''. Hij kon niet in de verheven positie van dienaar en gediende blijven. De Allerhoogste Heer wordt gediend en wij zijn dienaren. Omdat we die positie niet konden bereiken, daarom ... Mijn positie is om te dienen. Ik wilde Kṛṣṇa niet dienen, ik wilde één met Hem worden. Daarom is mijn positie niet duidelijk. Daarom, in plaats van Kṛṣṇa dienen, kom ik weer terug om de mensheid te dienen, de gemeenschap, het land, enzovoort, enzovoort, enzovoort. De dienst kan niet worden afgewezen. Maar omdat ''aviśuddha-buddhayaḥ'', hij niet goed opgeleid is en nog steeds een onzuivere geest heeft, in plaats van Kṛṣṇa te dienen, omdat hij verlangt naar dienstbaarheid, maar hij is ''nirākāra, nirviśeṣa'', zonder Kṛṣṇa, waar zal hij dan dienen? Hoe zal de dienstbare neiging toegepast worden? Daarom komen ze weer terug voor land en gemeenschap. Eens gaven ze alles op; ''brahma satyaṁ jagan mithyā'': "Dat is allemaal ''mithyā''." Maar ze weten niet dat werkelijk dienstbaar zijn gelukzalig leven is. Dat weten ze niet. ''Āruhya kṛcchreṇa paraṁ padaṁ tataḥ patanty adhaḥ'' ([[Vanisource:SB 10.2.32|SB 10.2.32]]). Daarom vallen ze terug in materiële activiteiten.  


Hartelijk dank.  
Dus deze dingen gebeuren door geen duidelijk begrip van het leven te hebben. Dat is Prahlāda Mahārāja. Daarom is het duidelijke begrip van het leven hoe God, Kṛṣṇa, te dienen, dat heet ''bhāgavata-dharma''. Dit moet aan de kinderen geleerd worden. Anders, als hij al met zoveel onzin diensten bezig is zal het heel moeilijk zijn om hem uit die onjuiste bezigheden weg te halen en hem opnieuw in Kṛṣṇa's dienst te betrekken. Dus als we nog onbedorven kinderen zijn moeten we getraind worden in ''bhāgavata-dharma''. Dat is het onderwerp van Prahlāda Mahārāja. ''Kaumāra ācaret prājño dharmān bhāgavatān iha durlabhaṁ mānuṣa'' ([[Vanisource:SB 7.6.1|SB 7.6.1]]).  


Toegewijden: Jaya Śrīla Prabhupāda.
Wij dienen. De vogels dienen. Zij hebben kleine kindertjes. Ze pikken voedsel op, ze werken heel hard en brengen het met de bek, en de kleine kindertjes roepen: "Moeder, moeder, geef mij, geef mij," en ze eten dat voedsel. Er is dienstbaarheid. Denk niet dat iemand zonder dienst is. Iedereen is aan het dienen. Een man werkt dag en nacht hard. Waarom? Om de familie de kinderen en de vrouw te dienen. Dienen gaat door maar hij weet niet wie te dienen. Daarom zegt Kṛṣṇa; ''sarva-dharmān parityajya mām ekaṁ śaraṇaṁ'' ([[NL/BG 18.66|BG 18.66]]): "Dien Mij en je zal gelukkig zijn." Dat is deze filosofie, ''bhāgavata-dharma''.
 
Heel hartelijk dank.
 
Toegewijden: Jaya Śrīla Prabhupāda.  
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 09:23, 12 July 2021



751203 - Lecture SB 07.06.02 - Vrndavana

Prabhupāda: Er is geen sprake van één-zijn. Dit één-zijn is onjuist. Er moet een afzonderlijk bestaan ​​zijn. Dan is er bevrediging. Vrienden houden van elkaar en hebben uitwisseling van liefde. Dat geeft voldoening. Niet dat: "Je bent mijn vriend, ik ben jouw vriend, laten we één worden." Dat is niet mogelijk en dat is niet bevredigend.

Daarom weten de māyāvādīs, die één met de Allerhoogste willen worden, niet wat werkelijke voldoening is. Ze proberen kunstmatig één te worden. Dat is geen bevrediging. Ye 'nye' ravindākṣa vimukta-māninas tvayy asta-bhāvād aviśuddha-buddhayaḥ (SB 10.2.32). De māyāvādī denkt dat: "Nu heb ik Brahman gerealiseerd, ik ben Brahman, spirituele ziel. Dus ik zal één worden met de allerhoogste spirituele ziel zodra dit lichaam op is." Gatākāśa potakāśa, wordt gezegd. Maar dat is geen echte bevrediging. Ye 'nye' ravindākṣa vimukta-māninaḥ. Ze denken: "Nu ben ik bevrijd. Ik ben één met de Allerhoogste." Maar eigenlijk is die gedachte kunstmatig. Ye 'nye' ravindākṣa vimukta-māninas tvayy asta-bhāvād aviśuddha-buddhayaḥ (SB 10.2.32). Omdat ze geen juiste informatie hebben hoe volledig tevreden te worden, daarom zijn ze aviśuddha-buddhayaḥ. Hun intelligentie is nog niet zuiver. Het is onzuiver, weer materieel. Āruhya kṛcchreṇa paraṁ padaṁ tataḥ patanty adho anādṛta-yuṣmad-aṅghrayaḥ (SB 10.2.32).

Daarom zie je dat de māyāvādī sannyāsī's weer terugkomen om de mensheid te dienen, om dieren te dienen, dit of dat dienen, land, maatschappij. Dit is māyāvāda. Aviśuddha-buddhayaḥ. Hij kon niet in de verheven positie van dienaar en gediende blijven. De Allerhoogste Heer wordt gediend en wij zijn dienaren. Omdat we die positie niet konden bereiken, daarom ... Mijn positie is om te dienen. Ik wilde Kṛṣṇa niet dienen, ik wilde één met Hem worden. Daarom is mijn positie niet duidelijk. Daarom, in plaats van Kṛṣṇa dienen, kom ik weer terug om de mensheid te dienen, de gemeenschap, het land, enzovoort, enzovoort, enzovoort. De dienst kan niet worden afgewezen. Maar omdat aviśuddha-buddhayaḥ, hij niet goed opgeleid is en nog steeds een onzuivere geest heeft, in plaats van Kṛṣṇa te dienen, omdat hij verlangt naar dienstbaarheid, maar hij is nirākāra, nirviśeṣa, zonder Kṛṣṇa, waar zal hij dan dienen? Hoe zal de dienstbare neiging toegepast worden? Daarom komen ze weer terug voor land en gemeenschap. Eens gaven ze alles op; brahma satyaṁ jagan mithyā: "Dat is allemaal mithyā." Maar ze weten niet dat werkelijk dienstbaar zijn gelukzalig leven is. Dat weten ze niet. Āruhya kṛcchreṇa paraṁ padaṁ tataḥ patanty adhaḥ (SB 10.2.32). Daarom vallen ze terug in materiële activiteiten.

Dus deze dingen gebeuren door geen duidelijk begrip van het leven te hebben. Dat is Prahlāda Mahārāja. Daarom is het duidelijke begrip van het leven hoe God, Kṛṣṇa, te dienen, dat heet bhāgavata-dharma. Dit moet aan de kinderen geleerd worden. Anders, als hij al met zoveel onzin diensten bezig is zal het heel moeilijk zijn om hem uit die onjuiste bezigheden weg te halen en hem opnieuw in Kṛṣṇa's dienst te betrekken. Dus als we nog onbedorven kinderen zijn moeten we getraind worden in bhāgavata-dharma. Dat is het onderwerp van Prahlāda Mahārāja. Kaumāra ācaret prājño dharmān bhāgavatān iha durlabhaṁ mānuṣa (SB 7.6.1).

Wij dienen. De vogels dienen. Zij hebben kleine kindertjes. Ze pikken voedsel op, ze werken heel hard en brengen het met de bek, en de kleine kindertjes roepen: "Moeder, moeder, geef mij, geef mij," en ze eten dat voedsel. Er is dienstbaarheid. Denk niet dat iemand zonder dienst is. Iedereen is aan het dienen. Een man werkt dag en nacht hard. Waarom? Om de familie de kinderen en de vrouw te dienen. Dienen gaat door maar hij weet niet wie te dienen. Daarom zegt Kṛṣṇa; sarva-dharmān parityajya mām ekaṁ śaraṇaṁ (BG 18.66): "Dien Mij en je zal gelukkig zijn." Dat is deze filosofie, bhāgavata-dharma.

Heel hartelijk dank.

Toegewijden: Jaya Śrīla Prabhupāda.