NL/Prabhupada 0594 - Het is onmogelijk om de spirituele ziel te meten met onze materiële instrumenten
Lecture on BG 2.23 -- Hyderabad, November 27, 1972
Dus definitie door ontkenning. We kunnen niet direct beseffen wat dat spirituele fragment, deeltje, is dat in dit lichaam is. Omdat de lengte en breedte van die spirituele ziel onmogelijk te meten is met onze materiële instrumenten, hoewel de wetenschappers zeggen dat we het kunnen meten. Hoe dan ook, ook al is het mogelijk, allereerst moet je zien waar de ziel zich bevindt. Dan kan je proberen om het te meten. Ten eerste kan je het zelfs niet zien. Want het is heel erg klein, een tienduizendste deel van het puntje van een haar.
Nu, omdat we het niet kunnen zien, kunnen we het met onze experimentele kennis niet beseffen. Daarom beschrijft Kṛṣṇa het bestaan van het zelf, de ziel, op een ontkennende manier: "Het is niet dit." Soms als we iets niet kunnen begrijpen, dan wordt het uitgelegd: "Het is niet dit." Als ik niet kan uitdrukken wat het is, dan kunnen we het op een ontkennende manier uitdrukken: "Het is niet dit." Dus wat is dat: "dit niet"? De: "niet dit" is dat: "Het is niet materieel." De spirituele ziel is niet materieel.
Maar we hebben ervaring met materiële dingen. Dan hoe te begrijpen dat het het tegenovergestelde is? Dat wordt uitgelegd in het volgende vers: nainaṁ chindanti śastrāṇi (BG 2.23). Je kan de ziel met geen enkel wapen snijden, mes, zwaard of distel. Het is niet mogelijk. Nainaṁ chindanti śastrāṇi. De māyāvādi filosofie zegt: "Ik ben Brahman. Vanwege mijn illusie voel ik me afgescheiden. Anders ben ik één." Maar Kṛṣṇa zegt: mamaivāṁśo jīva-bhūtaḥ (BG 15.7). Dus betekent het dat er uit de hele ziel dit fragment is afgescheiden door er een stukje af te snijden? Nee. Nainaṁ chindanti śastrāṇi. Het kan niet in stukken gesneden worden. Dan? Dan is het antwoord dat het spirituele ziel fragment eeuwig is. Niet dat het door māyā afgescheiden is. Nee. Hoe kan dat zijn? Want het kan niet in stukken gesneden worden.
Zoals ze beargumenteren: ghaṭākāśa-poṭākāśa: "De lucht in de pot en de lucht buiten de pot, vanwege de wand van de pot is de lucht in de pot afgescheiden." Maar hoe kan het worden afgescheiden? Het kan niet in stukken gesneden worden. Omwille van het argumenteren ... Eigenlijk zijn we een heel klein deeltje, moleculaire deeltjes van de ziel. En ze zijn eeuwig deeltje. Niet dat het door omstandigheden een deeltje is geworden en weer kan samenvoegen. Het kan samengaan, maar niet op een homogene vermengde manier. Nee. Zelfs als het is verbonden, de ziel houdt zijn afzonderlijke bestaan. Net zoals een groene vogel, als die in een boom gaat dan lijkt het dat de vogel is samengevoegd met de boom, maar dat is niet zo. De vogel behoudt zijn identiteit in de boom. Dat is de conclusie. Hoewel zowel de boom als de vogel groen zijn, lijkt het dat de vogel nu samengevoegd is met de boom, dit samengaan betekent niet dat de vogel en de boom één zijn geworden. Nee. Het lijkt zo. Omdat beiden dezelfde kleur hebben lijkt het dat de vogel niet meer bestaat. Maar dat is geen feit.
Vergelijkbaar zijn wij individuele spirituele ziel. De kwaliteit is één, bijvoorbeeld groen. Wanneer iemand opgaat in de Brahman uitstraling dan verliest het levende wezen zijn identiteit niet. En omdat hij niet zijn identiteit verliest en omdat het levende wezen van nature vrolijk is kan hij niet vele dagen in de onpersoonlijke Brahman uitstraling blijven. Omdat hij naar vrolijkheid moet zoeken. Die vrolijkheid betekent variëteiten.