NL/Prabhupada 0931 - Als iemand niet geboren is, hoe kan hij dan dood gaan? Er is geen sprake van dood

Revision as of 07:04, 22 October 2021 by Vanibot (talk | contribs) (Vanibot #0005: NavigationArranger - update old navigation bars (prev/next) to reflect new neighboring items)
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


730424 - Lecture SB 01.08.32 - Los Angeles

Omdat wij een essentieel onderdeel van Kṛṣṇa zijn. Kṛṣṇa is aja. Aja betekent die geen geboorte en dood heeft. Dus wij zijn ook aja. Hoe kunnen we anders zijn? Ik ben een essentieel onderdeel van Kṛṣṇa. Hetzelfde voorbeeld kunnen we zien. Als mijn vader gelukkig is, dus ik ben de zoon van mijn vader, waarom zal ik dan ongelukkig zijn? Dit is de logische conclusie. Want ik zal genieten van het bezit van mijn vader net zoals mijn vader ervan geniet. Net zo is God almachtig. Kṛṣṇa is almachtig, alle schoonheid, alle kennis, alles compleet. Dus ik ben niet compleet, maar omdat ik een essentieel onderdeel ben, dus heb ik alle kwaliteiten van God als essentieel onderdeel.

Dus God sterft niet. Hij is aja. Dus ik zal ook niet sterven. Dit is mijn positie. En dat wordt uitgelegd in de Bhagavad-gītā; na jāyate na mriyate vā kadācit (BG 2.20). Als Hij de ziel beschrijft zegt Kṛṣṇa dat de ziel nooit geboren is; na jāyate, na mriyate. En als iemand niet geboren is, hoe kan hij dan sterven? Er is geen sprake van dood. Dood is voor iets dat geboren is. Als iemand niet geboren is dan is er geen sprake van dood. Na jāyate na mriyate vā. Dus wij zijn een essentieel onderdeel van Kṛṣṇa. Omdat Kṛṣṇa aja is, zijn wij ook aja. Dat weten we niet. Dit is onwetendheid.

Ze doen wetenschappelijk onderzoek, maar ze weten niet dat ieder levend wezen de ziel is. Hij heeft geen geboorte. Hij heeft geen dood. Hij is eeuwig. Nityaḥ śāśvato 'yam, eindeloos, purāṇaḥ, hoewel de oudste, na hanyate. De conclusie is; na hanyate hanyamāne śarīre (BG 2.20). Dus na de vernietiging van dit lichaam sterft de ziel niet. Hij accepteert een ander lichaam. Dit is onze ziekte. Dit heet bhava-roga. Bhava-roga betekent materiële ziekte. Dus Kṛṣṇa is het Allerhoogste Levende Wezen; nityo nityānāṁ cetanaś cetanānām (Kaṭha Upaniṣad 2.2.13) Kṛṣṇa is precies zoals wij, of wij zijn een imitatie van Kṛṣṇa. Het verschil is dat Kṛṣṇa is vibhu, onbeperkt, en wij zijn aṇu, wij zijn beperkt. Dat is het verschil.

Anderzijds, kwalitatief zijn wij net zo goed als Kṛṣṇa. Daarom hebben wij ook alle neigingen die Kṛṣṇa heeft. Kṛṣṇa heeft de neiging om van het andere geslacht te houden. Daarom hebben wij ook de neiging om van het andere geslacht te houden. Het begin van de liefde is in Rādhā en Kṛṣṇa, eeuwige liefde tussen Rādhā en Kṛṣṇa. Dus wij zijn ook op zoek naar eeuwige liefde, maar omdat wij beperkt zijn door de materiële wetten is het onderbroken. Dus als we uit deze onderbreking komen dan krijgen we soortgelijke liefdesaffaires als Kṛṣṇa en Rādhārāṇī.

Dus dat moet ons streven zijn; hoe terug naar huis, terug naar Kṛṣṇa te gaan. Omdat Kṛṣṇa eeuwig is betekent naar Kṛṣṇa gaan dat wij een eeuwig lichaam krijgen. Net als om een secretaris of zelfs een dienaar van president Nixon te worden moet je ook goed zijn. Want tenzij iemand een speciale kwaliteit heeft kan hij niet de persoonlijke bediende of secretaris van president Nixon worden. Het is niet mogelijk. Een gewone man kan niet president Nixon's dienaar of secretaris worden. Net zo betekent het om terug naar huis, terug naar God te gaan dat je hetzelfde type lichaam krijgt als Kṛṣṇa heeft. Je wordt aja. Ajo nityaḥ śāśvato 'yam (BG 2.20). Het is een ziekte dat we ons lichaam verwisselen. Dus Kṛṣṇa is aja.