NL/Prabhupada 0022 - Krishna heeft geen honger
Lecture on SB 1.8.18 -- Chicago, July 4, 1974
Kṛṣṇa zegt: "Mijn toegewijde, met liefde," yo me bhaktyā prayacchati. Kṛṣṇa is niet hongerig. Kṛṣṇa is niet tot jou gekomen voor het accepteren van uw offering, omdat Hij honger heeft. Hij heeft geen honger. Hij is volledig zelfvoldaan, en wordt gediend in de spirituele wereld, lakṣmī-sahasra-sata-sambhrama-sevyamānam, Hij wordt gediend door honderden en duizenden geluksgoden. Maar Kṛṣṇa is zo vriendelijk, dat als je een serieus liefhebber bent van Hem, Hij hier is om je patraṁ puṣpam te accepteren. Al ben je de armste van de armste, Hij zal aanvaarden wat je ook hebt kunnen verzamelen een klein blad, een beetje water, een klein bloempje. In eender welk deel van de wereld, iedereen kan veilig offeren aan Kṛṣṇa. "Kṛṣṇa, ik heb je niets te bieden, ik ben erg arm. Accepteer dit alstublieft." Kṛṣṇa zal accepteren. Kṛṣṇa zegt, tad aham aśnāmi, "ik eet." Dus het belangrijkste is bhakti, affectie, liefde.
Dus hier wordt gezegd alakṣyam. Kṛṣṇa is niet zichtbaar, God is niet zichtbaar, maar Hij is zo vriendelijk, dat Hij voor je gekomen is, zichtbaar voor je materiële ogen. Met materiële ogen is Kṛṣṇa niet zichtbaar in deze materiële wereld. Net als Kṛṣṇa's onderdelen. zijn wij een deel van Hem, alle levende wezens, maar we zien elkaar niet. Jij kan mij niet zien, ik zie jou niet. "Nee, ik zie je." Wat zie je? Je ziet mijn lichaam. Waarom waarom huil je "Mijn vader is weg" wanneer de ziel is verdwenen uit zijn lichaam? Waarom is vader verdwenen? Vader ligt hier. Wat heb je dan gezien? Je hebt het dode lichaam van je vader gezien, niet je vader. Dus als je het deeltje van Kṛṣṇa, de ziel niet kan zien, hoe kan je Kṛṣṇa dan zien? Daarom zeggen de śāstras, ATAH śrī-kṛṣṇa-Namadi na bhaved grāhyam indriyaiḥ (CC Madhya 17.136). Deze kortzichtige materiele ogen, kunnen Kṛṣṇa niet zien, of kunnen Kṛṣṇa's naam, Namadi niet horen. Nama betekent naam. Nama betekent naam, vorm, kwaliteit, tijdverdrijf. Deze zaken kunnen niet begrepen worden door je materiële kortzichtige ogen of zintuigen. Maar als ze worden gezuiverd, sevonukhe hi jihvādau, als ze worden gezuiverd door het proces van toegewijde dienst, kan je Kṛṣṇa ten alle tijden zien, en overal. Maar voor de gewone mens, alakṣyam is Hij niet zichtbaar. Kṛṣṇa is overal, God is overal, aṇḍāntara-stha-paramânu-cayāntara-stham. Dus alakṣyam sarva-bhūtānām. Hoewel Kṛṣṇa zowel buiten als binnen zit, beiden, kunnen we Hem nog steeds niet zien, tenzij we de ogen hebben om Hem te zien.
Dus deze Hare Kṛṣṇa-beweging is bedoeld om de ogen te openen en Kṛṣṇa te zien, en als je Kṛṣṇa kan zien, Antah bahih, dan is je leven succesvol. Daarom zegt de śāstra, Antar Bahir.
- antar bahir yadi haris tapasā tatah kim
- nāntar bahir yadi haris tapasā tatah kim
Iedereen probeert volmaakt te worden, maar perfectie betekent wanneer men Kṛṣṇa kan zien van binnen en van buiten. Dat is perfectie.