NL/Prabhupada 0022 - Krishna heeft geen honger: Difference between revisions

(Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0022 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1974 Category:NL-Quotes - Lec...")
 
No edit summary
 
Line 8: Line 8:
[[Category:Dutch Language]]
[[Category:Dutch Language]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 0021 - Waarom zoveel echtscheidingen in dit land|0021|NL/Prabhupada 0023 - Wees Krishna-bewust voor de dood|0023}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 16: Line 19:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|MtfbkPtSqHU|Kṛṣṇa Is Not Hungry - Prabhupāda 0022}}
{{youtube_right|BMvixAq8KQw|Krishna heeft geen honger<br />- Prabhupāda 0022}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<mp3player>http://vaniquotes.org/w/images/740704SB.CHI_clip.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/740704SB.CHI_clip.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 28: Line 31:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
Kṛṣṇa zegt: "Mijn toegewijde, met liefde," yo me bhaktyā prayacchati. Kṛṣṇa is niet hongerig. Kṛṣṇa is niet tot jou gekomen voor het accepteren van uw offering, omdat Hij honger heeft. Hij heeft geen honger. Hij is volledig zelfvoldaan, en wordt gediend in de spirituele wereld, lakṣmī-sahasra-sata-sambhrama-sevyamānam, Hij wordt gediend door honderden en duizenden geluksgoden. Maar Kṛṣṇa is zo vriendelijk, dat als je een serieus liefhebber bent van Hem, Hij hier is om je patraṁ puṣpam te accepteren. Al ben je de armste van de armste, Hij zal aanvaarden wat je ook hebt kunnen verzamelen een klein blad, een beetje water, een klein bloempje. In eender welk deel van de wereld, iedereen kan veilig offeren aan Kṛṣṇa. "Kṛṣṇa, ik heb je niets te bieden, ik ben erg arm. Accepteer dit alstublieft." Kṛṣṇa zal accepteren. Kṛṣṇa zegt, tad aham aśnāmi, "ik eet." Dus het belangrijkste is bhakti, affectie, liefde.  
Kṛṣṇa zegt: "Mijn toegewijde, met liefde," ''yo me bhaktyā prayacchati'' ([[NL/BG 9.26|BG 9.26]]). Kṛṣṇa heeft geen honger. Kṛṣṇa is niet bij jou gekomen om je offering te aanvaarden omdat Hij honger heeft. Nee. Hij heeft geen honger. Hij is Zelf-volledig en in de spirituele wereld wordt Hij gediend, ''lakṣmī-sahasra-śata-sambhrama-sevyamānam'' (BS 5.38), Hij wordt gediend door honderden en duizenden geluksgodinnen. Maar Kṛṣṇa is zo aardig want als je een serieuze liefhebber van Hem bent dan is Hij hier om je ''patraṁ puṣpam'' ([[NL/BG 9.26|BG 9.26]]) te accepteren. Al ben je de allerarmste, Hij zal aanvaarden wat je kan verzamelen, een klein blaadje, een beetje water, een klein bloempje. Overal ter wereld kan iedereen iets nemen en aan Kṛṣṇa offeren: "Kṛṣṇa, ik heb U niets te bieden, ik ben erg arm. Accepteer dit alstublieft." Kṛṣṇa zal het accepteren. Kṛṣṇa zegt: ''tad aham aśnāmi'' ([[NL/BG 9.26|BG 9.26]]), "Ik eet." Dus het belangrijkste is ''bhakti'', affectie, liefde.  


Dus hier wordt gezegd alakṣyam. Kṛṣṇa is niet zichtbaar, God is niet zichtbaar, maar Hij is zo vriendelijk, dat Hij voor je gekomen is, zichtbaar voor je materiële ogen. Met materiële ogen is Kṛṣṇa niet zichtbaar in deze materiële wereld. Net als Kṛṣṇa's onderdelen. zijn wij een deel van Hem, alle levende wezens, maar we zien elkaar niet. Jij kan mij niet zien, ik zie jou niet. "Nee, ik zie je." Wat zie je? Je ziet mijn lichaam. Waarom waarom huil je "Mijn vader is weg" wanneer de ziel is verdwenen uit zijn lichaam? Waarom is vader verdwenen? Vader ligt hier. Wat heb je dan gezien? Je hebt het dode lichaam van je vader gezien, niet je vader. Dus als je het deeltje van Kṛṣṇa, de ziel niet kan zien, hoe kan je Kṛṣṇa dan zien? Daarom zeggen de śāstras, ATAH śrī-kṛṣṇa-Namadi na bhaved grāhyam indriyaiḥ ([[Vanisource:CC Madhya 17.136|CC Madhya 17.136]]). Deze kortzichtige materiele ogen, kunnen Kṛṣṇa niet zien, of kunnen Kṛṣṇa's naam, Namadi niet horen. Nama betekent naam. Nama betekent naam, vorm, kwaliteit, tijdverdrijf. Deze zaken kunnen niet begrepen worden door je materiële kortzichtige ogen of zintuigen. Maar als ze worden gezuiverd, sevonukhe hi jihvādau, als ze worden gezuiverd door het proces van toegewijde dienst, kan je Kṛṣṇa ten alle tijden zien, en overal. Maar voor de gewone mens, alakṣyam is Hij niet zichtbaar. Kṛṣṇa is overal, God is overal, aṇḍāntara-stha-paramânu-cayāntara-stham. Dus alakṣyam sarva-bhūtānām. Hoewel Kṛṣṇa zowel buiten als binnen zit, beiden, kunnen we Hem nog steeds niet zien, tenzij we de ogen hebben om Hem te zien.
Dus hier wordt gezegd: ''alakṣyam'' ([[Vanisource:SB 1.8.18|SB 1.8.18]]). Kṛṣṇa is niet zichtbaar, God is niet zichtbaar, maar Hij is zo vriendelijk dat Hij voor je gekomen is, zichtbaar voor je materiële ogen. Met materiële ogen is Kṛṣṇa niet zichtbaar in deze materiële wereld. Wij zijn een essentieel onderdeel van Kṛṣṇa net als alle levende wezens maar we zien elkaar niet. Jij kan mij niet zien, ik zie jou niet. "Nee, ik zie je." Wat zie je? Je ziet mijn lichaam. Dan, wanneer de ziel weg is uit het lichaam, waarom huil je: "Mijn vader is weg"? Waarom is vader verdwenen? Vader ligt hier. Wat heb je dan gezien? Je hebt het dode lichaam van je vader gezien, niet je vader. Dus als je het deeltje van Kṛṣṇa, de ziel, niet kan zien, hoe kan je Kṛṣṇa dan zien?  


Dus deze Hare Kṛṣṇa-beweging is bedoeld om de ogen te openen en Kṛṣṇa te zien, en als je Kṛṣṇa kan zien, Antah bahih, dan is je leven succesvol. Daarom zegt de śāstra, Antar Bahir.
Daarom zegt de ''śāstra''; ''ataḥ śrī-kṛṣṇa-nāmādi na bhaved grāhyam indriyaiḥ''. ([[Vanisource:CC Madhya 17.136|CC Madhya 17.136]]). Deze kortzichtige materiële ogen kunnen Kṛṣṇa niet zien, of kunnen Kṛṣṇa's naam niet horen, ''nāmādi''. ''Nāma'' betekent naam, vorm, kwaliteit, tijdverdrijf. Deze dingen kunnen niet begrepen worden door je kortzichtige materiële ogen of zintuigen. Maar als ze worden gezuiverd, ''sevonukhe hi jihvādau'' (Brs. 1.2.234), als ze worden gezuiverd door het proces van toegewijde dienst dan kan je Kṛṣṇa zien, altijd en overal. Maar voor de gewone mens: ''alakṣyam'' ([[Vanisource:SB 1.8.18|SB 1.8.18]]) is Hij niet zichtbaar. Kṛṣṇa is overal, God is overal, ''aṇḍāntara-stha-paramāṇu-cayāntara-stham'' (BS 5.35). Dus ''alakṣyam sarva-bhūtānām'' ([[Vanisource:SB 1.8.18|SB 1.8.18]]). Hoewel Kṛṣṇa zowel buiten als binnen zit kunnen we Kṛṣṇa nog steeds niet zien tenzij we de ogen hebben om Kṛṣṇa te zien.


:antar bahir yadi haris tapasā tatah kim
Dus deze Kṛṣṇa-bewustzijnsbeweging is er om de ogen te openen, hoe Kṛṣṇa te zien, en als je Kṛṣṇa kan zien, ''antah bahih'', dan is je leven succesvol. Daarom zegt de ''śāstra'', ''antar bahir''.
:nāntar bahir yadi haris tapasā tatah kim


Iedereen probeert volmaakt te worden, maar perfectie betekent wanneer men Kṛṣṇa kan zien van binnen en van buiten. Dat is perfectie.
:''antar bahir yadi haris tapasā tataḥ kiṁ<br/>nāntar bahir yadi haris tapasā tataḥ kim''<br/>(Nārada Pañcarātra)
 
Iedereen probeert volmaakt te worden maar perfectie betekent wanneer men Kṛṣṇa kan zien van binnen en van buiten. Dat is perfectie.
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 21:11, 22 February 2022



Lecture on SB 1.8.18 -- Chicago, July 4, 1974

Kṛṣṇa zegt: "Mijn toegewijde, met liefde," yo me bhaktyā prayacchati (BG 9.26). Kṛṣṇa heeft geen honger. Kṛṣṇa is niet bij jou gekomen om je offering te aanvaarden omdat Hij honger heeft. Nee. Hij heeft geen honger. Hij is Zelf-volledig en in de spirituele wereld wordt Hij gediend, lakṣmī-sahasra-śata-sambhrama-sevyamānam (BS 5.38), Hij wordt gediend door honderden en duizenden geluksgodinnen. Maar Kṛṣṇa is zo aardig want als je een serieuze liefhebber van Hem bent dan is Hij hier om je patraṁ puṣpam (BG 9.26) te accepteren. Al ben je de allerarmste, Hij zal aanvaarden wat je kan verzamelen, een klein blaadje, een beetje water, een klein bloempje. Overal ter wereld kan iedereen iets nemen en aan Kṛṣṇa offeren: "Kṛṣṇa, ik heb U niets te bieden, ik ben erg arm. Accepteer dit alstublieft." Kṛṣṇa zal het accepteren. Kṛṣṇa zegt: tad aham aśnāmi (BG 9.26), "Ik eet." Dus het belangrijkste is bhakti, affectie, liefde.

Dus hier wordt gezegd: alakṣyam (SB 1.8.18). Kṛṣṇa is niet zichtbaar, God is niet zichtbaar, maar Hij is zo vriendelijk dat Hij voor je gekomen is, zichtbaar voor je materiële ogen. Met materiële ogen is Kṛṣṇa niet zichtbaar in deze materiële wereld. Wij zijn een essentieel onderdeel van Kṛṣṇa net als alle levende wezens maar we zien elkaar niet. Jij kan mij niet zien, ik zie jou niet. "Nee, ik zie je." Wat zie je? Je ziet mijn lichaam. Dan, wanneer de ziel weg is uit het lichaam, waarom huil je: "Mijn vader is weg"? Waarom is vader verdwenen? Vader ligt hier. Wat heb je dan gezien? Je hebt het dode lichaam van je vader gezien, niet je vader. Dus als je het deeltje van Kṛṣṇa, de ziel, niet kan zien, hoe kan je Kṛṣṇa dan zien?

Daarom zegt de śāstra; ataḥ śrī-kṛṣṇa-nāmādi na bhaved grāhyam indriyaiḥ. (CC Madhya 17.136). Deze kortzichtige materiële ogen kunnen Kṛṣṇa niet zien, of kunnen Kṛṣṇa's naam niet horen, nāmādi. Nāma betekent naam, vorm, kwaliteit, tijdverdrijf. Deze dingen kunnen niet begrepen worden door je kortzichtige materiële ogen of zintuigen. Maar als ze worden gezuiverd, sevonukhe hi jihvādau (Brs. 1.2.234), als ze worden gezuiverd door het proces van toegewijde dienst dan kan je Kṛṣṇa zien, altijd en overal. Maar voor de gewone mens: alakṣyam (SB 1.8.18) is Hij niet zichtbaar. Kṛṣṇa is overal, God is overal, aṇḍāntara-stha-paramāṇu-cayāntara-stham (BS 5.35). Dus alakṣyam sarva-bhūtānām (SB 1.8.18). Hoewel Kṛṣṇa zowel buiten als binnen zit kunnen we Kṛṣṇa nog steeds niet zien tenzij we de ogen hebben om Kṛṣṇa te zien.

Dus deze Kṛṣṇa-bewustzijnsbeweging is er om de ogen te openen, hoe Kṛṣṇa te zien, en als je Kṛṣṇa kan zien, antah bahih, dan is je leven succesvol. Daarom zegt de śāstra, antar bahir.

antar bahir yadi haris tapasā tataḥ kiṁ
nāntar bahir yadi haris tapasā tataḥ kim

(Nārada Pañcarātra)

Iedereen probeert volmaakt te worden maar perfectie betekent wanneer men Kṛṣṇa kan zien van binnen en van buiten. Dat is perfectie.