NL/Prabhupada 0093 - Bhagavad-gita is ook Krishna

Revision as of 18:09, 1 October 2020 by Elad (talk | contribs) (Text replacement - "(<!-- (BEGIN|END) NAVIGATION (.*?) -->\s*){2,15}" to "<!-- $2 NAVIGATION $3 -->")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Lecture on Brahma-samhita, Lecture -- Bombay, January 3, 1973

Dus het Śrīmad-Bhāgavatam is de oorspronkelijke uitleg van de Vedānta-sūtra. Dus in de uitleg van de Vedānta-sūtra, het Śrīmad-Bhāgavatam, wordt gezegd:

janmādy asya yataḥ anvayāt itarataś ca artheṣu abhijñaḥ
tene brahma hṛdā ādi-kavaye muhyanti yatra sūrayaḥ
(SB 1.1.1)

Deze beschrijvingen zijn daar. Dus ādi-Kavi, betekent Brahmā. Dus, tene brahma. Brahmā betekent; śabda-brahman; Vedische literatuur. Dus Hij instrueerde of verkondigde in het hart van Brahmā. Want in het begin bij de schepping was Brahmā de enige persoon, het enige levende wezen. Dus de vraag kan zijn: "Hoe leerde Brahmā de Vedische kennis?" Dat is verklaart: tene brahma. Brahmā betekent Vedische literatuur. Śabda-brahman. De informatie, de beschrijving van God is ook Brahman. Brahman is absoluut. Er is geen verschil tussen Brahman en de literatuur die Brahman beschrijft. Net zo is er geen verschil tussen de Bhagavad-gītā en Kṛṣṇa. Bhagavad-gītā is ook Kṛṣṇa. Waarom wordt dit boek anders aanbeden, voor zo'n lange tijd, sinds vijfduizend jaar, tenzij de Bhagavad-gītā Kṛṣṇa is? Er zijn zo veel literatuur en boeken, die tegenwoordig gepubliceerd worden. Na een jaar, twee jaar, drie jaar - gedaan ermee. Niemand geeft er nog om. Niemand geeft erom. Niemand leest nog ... Elke literatuur die je bekijkt in de geschiedenis van de wereld, geen enkele kan ​vijfduizend jaar bestaan en herhaaldelijk worden gelezen door vele geleerden, theologen en filosofen. Waarom? Omdat het Kṛṣṇa is. Kṛṣṇa ... Er is geen verschil tussen de Bhagavad-gītā en Bhagavān. Śabda-brahman. Dus de Bhagavad-gītā mag niet worden opgevat als gewone literatuur, dat men erop kan reageren met zogenaamde ABC kennis. Nee, dat is niet mogelijk. De dwazen en schurken proberen commentaar te geven op de Bhagavad-gītā met hun ABC geleerdheid. Dat is niet mogelijk. Het is śabda-brahman. Het zal onthuld worden aan de persoon die liefde voor Kṛṣṇa heeft. Yasya deve parā bhaktir yathā deve ... Dit zijn de Vedische instructies.

yasya deve parā bhaktir
yathā deve tathā gurau
tasyaite kathitā hy arthāḥ
prakāśante mahātmanaḥ
(ŚU 6.23)

Ze worden geopenbaard. Daarom wordt de Vedische literatuur geopenbaard genoemd. Je kan ze niet begrijpen met ABC kennis. Ik kan een Bhagavad-gītā aanschaffen, en omdat ik grammaticale kennis heb zal ik ze kunnen begrijpen. Nee. Vedeṣu durlabha. In de Brahma-saṁhitā wordt gezegd: vedeṣu durlabha. Ga maar verder de Vedische literatuur bestuderen met je literaire geleerdheid - durlabha. Het is niet mogelijk. Vedeṣu durlabha. Daarom zijn er zovelen die de Bhagavad-gītā trachten te interpreteren met hun zogenaamde geleerdheid, maar niemand geeft om hen. Ze kunnen zelfs niet één persoon bekeren tot een toegewijde van Kṛṣṇa. Dit is een uitdaging. In Bombay zijn zoveel mensen die de Bhagavad-gītā uitleggen voor zoveel jaar, maar ze konden zelfs niet één persoon bekeren tot een zuivere toegewijde van Kṛṣṇa. Dit is onze uitdaging. Maar deze Bhagavad-gītā, die nu wordt uitgelegd zoals ze is, en duizenden en duizenden Europeanen en Amerikanen, wiens voorvaderen of familie nooit de naam van Kṛṣṇa hoorden, worden nu toegewijden. Dat is het geheim van succes. Maar deze dwaze mensen weten het niet. Ze denken dat, door het interpreteren van de Bhagavad-gītā met hun zogenaamde dwaze kennis, ze de Bhagavad-gītā kunnen onthullen. Dat is niet mogelijk. Nāhaṁ prakāśaḥ yogamāyā-samāvṛtaḥ. Kṛṣṇa is niet blootgesteld aan deze dwazen en schurken. Kṛṣṇa is nooit blootgesteld. Nāhaṁ prakāśaḥ sarvasya (BG 7.25). Hij is niet zo goedkoop dat Hij zal begrepen worden door deze dwazen en schurken. Het is niet mogelijk. Kṛṣṇa zegt: nāhaṁ prakāśaḥ sarvasya yogamāyā-samā ... (BG 7.25).

manuṣyāṇāṁ sahasreṣu
kaścid yatati siddhaye
yatatām api siddhānāṁ
kaścid vetti māṁ tattvataḥ
(BG 7.3)