NL/Prabhupada 0174 - Elk levend wezen is een kind van God: Difference between revisions

(Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0174 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1973 Category:NL-Quotes - Lec...")
 
m (Text replacement - "(<!-- (BEGIN|END) NAVIGATION (.*?) -->\s*){2,15}" to "<!-- $2 NAVIGATION $3 -->")
 
Line 7: Line 7:
[[Category:NL-Quotes - in India, Vrndavana]]
[[Category:NL-Quotes - in India, Vrndavana]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 0173 - We willen vrienden worden van iedereen|0173|NL/Prabhupada 0175 - Dharma betekent geleidelijk aan de kraaien in zwanen omvormen|0175}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 15: Line 18:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|vyavrWXCEX0|Elk Levend Wezen Is Een Kind Van God - Prabhupāda 0174}}
{{youtube_right|zPSj9Vg1El0|Elk levend wezen is een kind van God<br /> - Prabhupāda 0174}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<mp3player>http://vaniquotes.org/w/images/730418SB.LA_clip.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/730418SB.LA_clip.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 27: Line 30:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
Dus ieder levend wezen is een kind van God. God is de Allerhoogste Vader. Kṛṣṇa zegt: Aham bija-pradaḥ Pita. "Ik ben de zaadgevende vader van alle levende wezens." Sarva-yoniṣu kaunteya ([[Vanisource:BG 14.4|BG 14.4]]). "In welke vorm ze ook mogen leven, ze zijn allemaal levende wezens, ze zijn mijn zonen." Eigenlijk is dat het feit. We zijn allemaal levende wezens, wij zijn zonen van God. Maar we zijn dat vergeten. Daarom zijn we aan het vechten. Net als in een leuk gezin, wanneer iemand weet: ". Vader levert ons voedsel dus wij broeders, waarom moeten we vechten?" Zo ook, als we Godsbewust worden, als we Kṛṣṇa-bewust worden, zullen deze gevechten voorbij zijn. "Ik ben Amerikaan, ik ben Indisch, ik ben Russisch, ik ben Chinees." Al deze onzin zal voorbij zijn. Kṛṣṇa-bewustzijn is zo leuk. Zodra mensen Kṛṣṇa-bewust worden, dit vechten, deze politieke gevechten, nationale gevechten, zullen onmiddellijk voorbij zijn. Want zij zullen tot een echt bewustzijn komen dat alles aan God toebehoort. En als de kinderen, een kind van het gezin recht heeft op de voordelen van zijn vader, net als iedereen een essentieel onderdeel van God is, als iedereen een kind is van God, dan heeft iedereen het recht om gebruik te maken van het eigendom van de vader. Dus dat recht is ... Dat recht behoort tot de mens. Volgens de Bhagavad-gītā behoort dit recht tot alle levende wezens. Het maakt niet uit of hij een levend wezen, dier, boom, vogel, beest of insect is. Dat is Kṛṣṇa-bewustzijn. Wij denken niet in termen, als mijn broer goed is dan ben ik goed. En alles is slecht. Dit smalle, kreupele bewustzijn haten we, schoppen we eruit. Wij denken: paṇḍitāḥ sama-darśinaḥ ([[Vanisource:BG 5.18|BG 5.18]]). In de Bhagavad Gita zal u vinden
Dus ieder levend wezen is een kind van God. God is de Allerhoogste Vader. Kṛṣṇa zegt: ahaṁ bīja-pradaḥ pitā. "Ik ben de zaadgevende vader van alle levende wezens." Sarva-yoniṣu kaunteya ([[NL/BG 14.4|BG 14.4]]). "In wat voor vorm ze ook leven, het zijn allemaal levende wezens, het zijn mijn kinderen." Eigenlijk is dat het feit. We zijn allemaal levende wezens, kinderen van God. Maar we zijn dat vergeten. Daarom zijn we aan het vechten. Net als in een goede familie, als iemand weet: "Vader geeft ons voedsel. Dus waarom zouden wij broeders vechten?" Vergelijkbaar, als we godsbewust worden, als we Kṛṣṇa-bewust worden dan zal dit vechten over zijn. "Ik ben Amerikaan, ik ben Indiaas, ik ben Russisch, ik ben Chinees." Al deze onzin zal voorbij zijn. De Kṛṣṇa-bewustzijnsbeweging is zo fijn. Zodra mensen Kṛṣṇa-bewust worden zal dit vechten, dit politieke vechten, nationale vechten onmiddellijk voorbij zijn. Want zij zullen tot het echte bewustzijn komen dat alles van God is. En zoals een kind van het gezin het recht heeft om voordeel van zijn vader te krijgen, vergelijkbaar; als iedereen een essentieel onderdeel van God is, als iedereen een kind van God is, dan heeft iedereen het recht om gebruik te maken van het eigendom van de vader. Niet dat dat recht alleen van de mensen is. Volgens de Bhagavad-gītā behoort dit recht toe aan alle levende wezens. Het maakt niet uit of hij een levend wezen, dier, boom, vogel, beest of insect is. Dat is Kṛṣṇa-bewustzijn. Wij denken niet in termen dat alleen mijn broer is goed en ik ben goed. En de rest is slecht. We haten dit bekrompen, gebrekkige bewustzijn, we schoppen het eruit. Wij denken: paṇḍitāḥ sama-darśinaḥ ([[NL/BG 5.18|BG 5.18]]). In de Bhagavad-gītā staat;


:vidyā-vinaya-sampanne
:vidyā-vinaya-sampanne
Line 33: Line 36:
:śuni caiva śva-pāke ca
:śuni caiva śva-pāke ca
:paṇḍitāḥ sama-darśinaḥ
:paṇḍitāḥ sama-darśinaḥ
:([[Vanisource:BG 5.18|BG 5.18]])  
:([[NL/BG 5.18|BG 5.18]])  


Iemand die Pandita is, iemand die geleerd is, hij ziet ieder levend wezen op gelijke voet. Daarom is een vaiṣṇava zo barmhartig. Lokānāṁ hita-kāriṇau. Ze kunnen werkelijk het heilzame werk doen voor de mens. Zij zien, voelen dat al deze levende wezens een essentieel onderdeel van God zijn. Op een welbepaalde manier zijn ze in aanraking gekomen met deze materiële wereld, en, volgens verschillende karma, hebben ze verschillende soorten lichamen aangenomen. Dus Pandita, zij die geleerd zijn, hebben geen discriminatie: "Dit is een dier, hij moet naar het slachthuis, en dit is de mens, hij zal het opeten." Nee. Een werkelijk Kṛṣṇa-bewuste persoon, is lief voor iedereen. Waarom moeten de dieren geslacht worden. Daarom eten wij geen vlees volgens onze filosofie. Geen vlees eten. Dat kan je niet. Dus ze horen ons niet. "Oh, wat is deze onzin? Dit is ons voedsel. Waarom zou ik het niet eten?" Omdat edhamāna-madaḥ ([[Vanisource:SB 1.8.26|SB 1.8.26]]). Hij is een bedwelmde deugniet. Hij zal het echte feit niet horen.
Iemand die paṇḍita is, iemand die geleerd is, hij ziet ieder levend wezen gelijk. Daarom is een vaiṣṇava zo barmhartig. Lokānāṁ hita-kāriṇau. Ze kunnen werkelijk het heilzame werk doen voor de mens. Zij zien, werkelijk voelen dat al deze levende wezens een essentieel onderdeel van God zijn. Op één of andere manier zijn ze in aanraking gekomen met deze materiële wereld, en volgens hun verschillend karma, hebben ze een verschillend soort lichaam aangenomen. Dus paṇḍita, zij die geleerd zijn maken geen onderscheid: "Dit is een dier, die moet naar het slachthuis, en dit is een mens, hij zal het opeten." Nee. Een werkelijk Kṛṣṇa-bewust persoon is lief voor iedereen. Waarom moeten de dieren geslacht worden. Daarom eten wij geen vlees volgens onze filosofie. Geen vlees eten. Dat kan je niet. Dus ze willen ons niet horen. "Oh, wat is deze onzin? Dit is ons voedsel. Waarom zou ik het niet eten?" Omdat edhamāna-madaḥ ([[Vanisource:SB 1.8.26|SB 1.8.26]]). Hij is een bezopen dwaas. Hij wil de ware feiten niet horen.
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 18:10, 1 October 2020



Lecture on SB 1.8.26 -- Los Angeles, April 18, 1973

Dus ieder levend wezen is een kind van God. God is de Allerhoogste Vader. Kṛṣṇa zegt: ahaṁ bīja-pradaḥ pitā. "Ik ben de zaadgevende vader van alle levende wezens." Sarva-yoniṣu kaunteya (BG 14.4). "In wat voor vorm ze ook leven, het zijn allemaal levende wezens, het zijn mijn kinderen." Eigenlijk is dat het feit. We zijn allemaal levende wezens, kinderen van God. Maar we zijn dat vergeten. Daarom zijn we aan het vechten. Net als in een goede familie, als iemand weet: "Vader geeft ons voedsel. Dus waarom zouden wij broeders vechten?" Vergelijkbaar, als we godsbewust worden, als we Kṛṣṇa-bewust worden dan zal dit vechten over zijn. "Ik ben Amerikaan, ik ben Indiaas, ik ben Russisch, ik ben Chinees." Al deze onzin zal voorbij zijn. De Kṛṣṇa-bewustzijnsbeweging is zo fijn. Zodra mensen Kṛṣṇa-bewust worden zal dit vechten, dit politieke vechten, nationale vechten onmiddellijk voorbij zijn. Want zij zullen tot het echte bewustzijn komen dat alles van God is. En zoals een kind van het gezin het recht heeft om voordeel van zijn vader te krijgen, vergelijkbaar; als iedereen een essentieel onderdeel van God is, als iedereen een kind van God is, dan heeft iedereen het recht om gebruik te maken van het eigendom van de vader. Niet dat dat recht alleen van de mensen is. Volgens de Bhagavad-gītā behoort dit recht toe aan alle levende wezens. Het maakt niet uit of hij een levend wezen, dier, boom, vogel, beest of insect is. Dat is Kṛṣṇa-bewustzijn. Wij denken niet in termen dat alleen mijn broer is goed en ik ben goed. En de rest is slecht. We haten dit bekrompen, gebrekkige bewustzijn, we schoppen het eruit. Wij denken: paṇḍitāḥ sama-darśinaḥ (BG 5.18). In de Bhagavad-gītā staat;

vidyā-vinaya-sampanne
brāhmaṇe gavi hastini
śuni caiva śva-pāke ca
paṇḍitāḥ sama-darśinaḥ
(BG 5.18)

Iemand die paṇḍita is, iemand die geleerd is, hij ziet ieder levend wezen gelijk. Daarom is een vaiṣṇava zo barmhartig. Lokānāṁ hita-kāriṇau. Ze kunnen werkelijk het heilzame werk doen voor de mens. Zij zien, werkelijk voelen dat al deze levende wezens een essentieel onderdeel van God zijn. Op één of andere manier zijn ze in aanraking gekomen met deze materiële wereld, en volgens hun verschillend karma, hebben ze een verschillend soort lichaam aangenomen. Dus paṇḍita, zij die geleerd zijn maken geen onderscheid: "Dit is een dier, die moet naar het slachthuis, en dit is een mens, hij zal het opeten." Nee. Een werkelijk Kṛṣṇa-bewust persoon is lief voor iedereen. Waarom moeten de dieren geslacht worden. Daarom eten wij geen vlees volgens onze filosofie. Geen vlees eten. Dat kan je niet. Dus ze willen ons niet horen. "Oh, wat is deze onzin? Dit is ons voedsel. Waarom zou ik het niet eten?" Omdat edhamāna-madaḥ (SB 1.8.26). Hij is een bezopen dwaas. Hij wil de ware feiten niet horen.