NL/Prabhupada 0243 - Een discipel komt bij de spiritueel leraar voor verlichting

Revision as of 14:09, 27 October 2015 by Modestas (talk | contribs) (Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0243 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1973 Category:NL-Quotes - Lec...")
(diff) ← Older revision | Latest revision (diff) | Newer revision → (diff)


Invalid source, must be from amazon or causelessmery.com

Lecture on BG 2.9 -- London, August 15, 1973

Pradyumna: vertaling, "Sañjaya zei: Na aldus gesproken te hebben, sprak Arjuna, de bestraffer van de vijanden, tot Kṛṣṇa, 'Govinda, ik zal niet vechten', en werd stil."

Prabhupāda: In het voorgaande vers, zei Arjuna dat "Er is geen voordeel in het strijden want de tegenstanders zijn allemaal aan mij verwant, het zijn mijn bloedverwanten, en door hen te doden, zelfs als ik de overwinning behaal, waar is dan de waarde?" Dit hebben we uitgelegd, zulke vorm van onthechting gebeurd uit onwetendheid. Eigenlijk is het niet bijzonder intelligent. Dus op deze wijze, evam uktvā, zeggende dat, "Er is geen gewin in het strijden." Evam uktvā, "dit zeggende," hṛṣīkeśam, spreekt hij tot de meester van de zintuigen. En in het voorgaande vers zei hij dat, iṣyas te 'haṁ prapannam: (BG 2.7) "Ik ben Uw overgegeven discipel." Dus Kṛṣṇa wordt guru, en Arjuna wordt de discipel. Hiervoor spraken ze tot elkaar als vrienden. Maar door vriendelijk gepraat kan er niet over serieuze vragen beslist worden. Wanneer er een serieuze zaak is, moet dit besproken worden tussen de autoriteiten.

Dus hṛṣīkeśam, dit heb ik verschillende keren heb uitgelegd. Hṛṣīka betekent de zintuigen, en īśa betekent de meester. Hṛṣīka-īśa, en dan samengevoegd: Hṛṣīkeśa. Zo ook, Arjuna. Guḍāka īśa. Guḍāka wil zeggen duisternis, en īśa... Duisternis wil zeggen onwetendheid.

ajñāna-timirāndhasya
jñānāñjana-śalākayā
cakṣur-unmīlitaṁ yena
tasmai śrī-guruve namaḥ

De taak van de guru is ... een śiṣya, een discipel komt naar de guru voor verheldering. Iedereen is dwaas geboren. Iedereen. Zelfs de menselijke wezens, want zij komen van het dierenrijk door evolutie, dus de geboorte is dezelfde, onwetendheid, net als dieren. Daarom, zelfs als iemand mens is, heeft hij nog onderwijs nodig. Het dier kan geen onderwijs genieten, maar een mens kan onderwijs genieten. Daarom zegt śāstra, nāyaṁ deho deha-bhājāṁ nṛloke kaṣṭān kāmān arhate vid-bhujāṁ ye (SB 5.5.1). Ik heb dit vers verschillende keren gereciteerd, dat nu ... In de lagere dan de menselijke toestand, we zeer hard moeten werken, om in onze levensbehoeften te voorzien: eten, slapen, voortplanten en verdedigen. Zinsbevrediging. Het voornaamste doel is zinsbevrediging. Daarom moet iedereen hard werken. Maar in de menselijke levensvorm geeft Kṛṣṇa ons zo veel mogelijkheden, intelligentie. We kunnen onze levensstandaard heel comfortabel maken, maar met het doel om volmaakt Kṛṣṇa bewustwijn te bereiken. Leef comfortabel. Dat is goed. Maar leef niet als dieren, enkel om steeds je zinnen te bevredigen. De menselijke inspanning gaat er steeds om hoe comfortabel te leven, maar ze willen comfortabel leven voor de zinsbevrediging. Dat is de vergissing van de moderne beschaving. Yuktāhāra-vihāraś ca yogo bhavati siddhiḥ. In de Bhagavad-gītā zegt het yuktāhāra. Ja, je moet eten, je moet slapen, je moet je zinnen bevredigen, je moet instaan voor verdediging - zo vaak mogelijk, om je aandacht niet te vaak te laten afleiden. We moeten eten, yuktāhāra. Dat is een feit. Maar niet atyāhara. Rūpa Gosvāmī geeft ons het advies in zijn Upadeśāmṛta,

atyāhāraḥ prayāsaś ca
prajalpo niyamagrahaḥ
laulyaṁ jana-saṅgaś ca
ṣaḍbhir bhaktir vinaśyati
(NOI 2)

Als je wil vorderen in spiritueel bewustzijn - want dat is het enige doel van het leven - dan moet je niet meer eten, atyāhāraḥ, of meer vergaren. Atyāhāraḥ prayāsaś ca prajalpo niyamagrahaḥ. Dat is onze filosofie.