NL/Prabhupada 0254 - Vedische kennis wordt uitgelegd door de guru: Difference between revisions

(Created page with "<!-- BEGIN CATEGORY LIST --> Category:1080 Dutch Pages with Videos Category:Prabhupada 0254 - in all Languages Category:NL-Quotes - 1973 Category:NL-Quotes - Lec...")
 
m (Text replacement - "(<!-- (BEGIN|END) NAVIGATION (.*?) -->\s*){2,15}" to "<!-- $2 NAVIGATION $3 -->")
 
Line 6: Line 6:
[[Category:NL-Quotes - in United Kingdom]]
[[Category:NL-Quotes - in United Kingdom]]
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- END CATEGORY LIST -->
<!-- BEGIN NAVIGATION BAR -- DO NOT EDIT OR REMOVE -->
{{1080 videos navigation - All Languages|Dutch|NL/Prabhupada 0253 - Echt geluk is beschreven in de Bhagavad-gita|0253|NL/Prabhupada 0255 - In God’s regering zijn veel bestuurders nodig, zij worden halfgoden genoemd|0255}}
<!-- END NAVIGATION BAR -->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<!-- BEGIN ORIGINAL VANIQUOTES PAGE LINK-->
<div class="center">
<div class="center">
Line 14: Line 17:


<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
<!-- BEGIN VIDEO LINK -->
{{youtube_right|3esSfjCKHUk|Vedic Knowledge is Explained by Guru - Prabhupada 0254}}
{{youtube_right|kFXRarxO-ys|Vedische kennis wordt uitgelegd door de guru <br /> - Prabhupada 0254}}
<!-- END VIDEO LINK -->
<!-- END VIDEO LINK -->


<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<!-- BEGIN AUDIO LINK -->
<mp3player>http://vaniquotes.org/wiki/File:730808BG.LON_clip2.mp3</mp3player>
<mp3player>https://s3.amazonaws.com/vanipedia/clip/730808BG.LON_clip2.mp3</mp3player>
<!-- END AUDIO LINK -->
<!-- END AUDIO LINK -->


Line 26: Line 29:


<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
<!-- BEGIN TRANSLATED TEXT -->
Dus eigenlijk zijn we allemaal individuen, niet onpersoonlijk. Krishna zegt ook ... Hij zegt dat: "De soldaten, de koning, jij en Ik, Mijn beste Arjuna, Het is niet dat we niet in het verleden bestonden. noch in de toekomst zullen we niet ophouden te bestaan." Dus deze specifieke instructies van Krishna dat: "Ik, jij en al deze koningen en soldaten die hier verzameld zijn bestonden al. Zoals we nu ook individuele persoon zijn, waren ze ook individuele persoon. En in de toekomst zullen we ook als individuele personen blijven bestaan." Dus wat is de kwestie van de onpersoonlijkheid? Deze onzin impersonalisten, voidists. Daarom, in principe, om dingen in de werkelijkheid te begrijpen, moet men Krishna benaderen zoals Arjuna het heeft gedaan. śiṣyas te 'ham: ([[Vanisource:BG 2.7|BG 2.7]]) "Ik ben nu Je leerling. Geef me maar instructies. Śādhi MAM prapannam. Ik geef me over. Ik probeer niet met je te praten op hetzelfde niveau." Goeroe accepteren betekent dat wat je goeroe ook zegt moet geaccepteerd worden. Anders moet je geen goeroe maken. maak er geen mode van. Je moet er klaar voor zijn. Dat heet prapannam. Tad viddhi praṇipātena ([[Vanisource:BG 4.34|BG 4.34]]). U kunt gewoon begrijpen door overgave, niet door goeroe te testen. "Ik zal hem op de proef nemen om te zien hoeveel hij weet." Wat is dan het nut van een goeroe maken? Nee. Daarom zegt Arjuna dat: "Naast jou, is er niemand anders die mij daadwerkelijk voldoening kan schenken in deze verwarde toestand." Yac chokam ucchoṣaṇam indriyāṇām ([[Vanisource:BG 2.8|BG 2.8]]). "Mijn zintuigen drogen op." Omdat de oppervlakkige zintuigen ... Die eigenlijk geen echte zintuigen zijn. Echte waarnening zit van binnen. Hṛṣīkeṇa hṛṣīkeśa-sevanam ([[Vanisource:CC Madhya 19.170|CC Madhya 19.170]]).
Dus van oorsprong zijn we allemaal personen, niet onpersoonlijk. Kṛṣṇa zegt dat: "Deze soldaten, deze koningen, jij en Ik, Mijn beste Arjuna, het is niet dat we in het verleden niet bestonden, noch in de toekomst zullen we ophouden te bestaan." Dus deze specifieke instructie van Kṛṣṇa dat: "Ik, jij en al deze koningen en soldaten die hier verzameld zijn bestonden al. Zoals wij nu bestaan als individuele personen, zo waren ze eerder ook individuele personen. En in de toekomst zullen we ook als individuele personen blijven bestaan." Dus waar is de vraag van onpersoonlijkheid? De onzin impersonalisten. Daarom is het principe dat om dingen werkelijk te begrijpen men Kṛṣṇa moet benaderen zoals Arjuna dat deed; śiṣyas te 'ham: (BG 2.7) "Ik ben nu Je leerling. Alsjeblieft, onderricht me. Śādhi māṁ prapannam. Ik geef me over. Ik probeer niet met Je op gelijk niveau te praten." Een guru accepteren betekent dat je wat de guru ook zegt moet accepteren. Anders moet je geen guru nemen. Maak er geen mode van. Je moet er klaar voor zijn. Dat heet prapannam. Tad viddhi praṇipātena ([[NL/BG 4.34|BG 4.34]]). Je kan alleen begrijpen door overgave, niet door de guru te testen. "Ik zal hem op de proef nemen om te zien hoeveel hij weet." Wat is dan het nut van een guru nemen? Nee. Daarom zegt Arjuna dat: "Naast Jou, is er niemand anders die mij daadwerkelijk voldoening kan schenken in deze verwarde toestand." Yac chokam ucchoṣaṇam indriyāṇām ([[NL/BG 2.8|BG 2.8]]). "Mijn zintuigen drogen op." Omdat de oppervlakkige zintuigen eigenlijk geen echte zintuigen zijn. Echte waarneming zit van binnen. Hṛṣīkeṇa hṛṣīkeśa-sevanam ([[Vanisource:CC Madhya 19.170|CC Madhya 19.170]]).


We moeten Kṛṣṇa, Hṛṣīkeśa dienen ... Kṛṣṇa is echt, en we moeten die positie van de werkelijkheid berijken. Dan kunnen we Kṛṣṇa dienen. Hṛṣīkeṇa. Tat paratvena nirmalam. Wanneer onze zintuigen zijn gezuiverd. Indriyāṇi parāṇy āhur indriyebhyaḥ param manaḥ, manasas tu paro buddhir ([[Vanisource:BG 3.42|BG 3.42]]). Dit zijn de verschillende stadia. Dit lichamelijk begrip van het leven betekent zintuigen. Maar als je deze zintuigen overstijgt, kom je op het mentale platform. Wanneer je het mentale platform overstijgt , komt je bij het intellectuele platform. Wanneer je bij het intellectuele platform kom, als je dit overstijgt, dan kom je op het spirituele platform. Dat is de geestelijke vorm. Er zijn verschillende rangen en stappen. Op het grof lichamelijke niveau eisen we pratyakṣa-jñānam. Pratyakṣa betekent directe waarneming. Er zijn verschillende stadia van kennis. Pratyakṣa, aparokṣa, pratyakṣa, parokṣa, aparokṣa, adhokṣaja, aprakṛta. Dit zijn verschillende stadia van kennis. Dus verworven kennis op het lichamelijke niveau, directe waarneming, is geen echt kennis. Daarom kunnen we deze wetenschappers uitdagen, deze zogenaamde wetenschappers. Hun uitgangspunt van kennis is op het lichamelijk begrip van het leven, pratyakṣa, experimentele kennis. Experimentele kennis betekent deze grof zintuiglijke waarneming. Dat is experimenteel. Pratyakṣa. Iedereen zegt: "Wij zien God niet." God is niet zo'n onderwerp dat je kunt zien met deze pratyakṣa, directe waarneming. Gods andere naam is Anubhava. Anubhava. Net als in deze kamer, zien we de zon niet direct. Maar we weten dat er zon is. Het is overdag. Hoe weet je dat? Je ziet het niet. Maar er zijn andere processen waarmee je dit kan ervaren. Dat heet aparokṣa. Pratyakṣa parokṣa aparokṣa. Op deze manier betekent Kṛṣṇa-bewustzijn, adhokṣaja en aprakṛta, voorbij de zintuigen. Daarom wordt in de Bhagavad Gita gezegd: adhokṣaja. Waar directe waarneming niet kan reiken. Dus waar directe waarneming niet kan reiken, hoe kun je Anubhava dan waarnemen? Dat is śrota-Pantha. Dat is Śruti. Je moet kennis nemen van de Veda's. En de Vedische kennis wordt verklaard door goeroe. Daarom moet men toevlucht bij Kṛṣṇa als de Allerhoogste goeroe, of zijn vertegenwoordiger. Dan kunnen al deze problemen, betekent onwetendheid, worden vernietigd. Yac chokam ucchoṣaṇam indriyāṇām ([[Vanisource:BG 2.8|BG 2.8]]).
We moeten Kṛṣṇa, Hṛṣīkeśa dienen ... Kṛṣṇa is echt, en we moeten op die positie van werkelijkheid komen. Dan kunnen we Kṛṣṇa dienen. Hṛṣīkeṇa. Tat paratvena nirmalam. Wanneer onze zintuigen zijn gezuiverd. Indriyāṇi parāṇy āhur indriyebhyaḥ paraṁ manaḥ, manasas tu paro buddhir ([[NL/BG 3.42|BG 3.42]]). Dit zijn verschillende stadia. Deze lichamelijke levensopvatting betekent zintuigen. Maar als je deze zintuigen overstijgt, kom je op het mentale platform. Wanneer je het mentale platform overstijgt , komt je bij het intellectuele platform. Wanneer je het intellectuele platform overstijgt, dan kom je op het spirituele platform. Dat is de spirituele vorm. Er zijn verschillende overgangen en stappen. Op het grof lichamelijke niveau eisen we pratyakṣa-jñānam. Pratyakṣa betekent directe waarneming. Er zijn verschillende stadia van kennis. Pratyakṣa, parokṣa, aparokṣa, adhokṣaja, aprakṛta. Dit zijn verschillende stadia van kennis. Dus kennis verworven op het lichamelijke niveau, directe waarneming, is geen echte kennis. Daarom kunnen we deze zogenaamde wetenschappers uitdagen. Hun uitgangspunt van kennis is volgens de lichamelijke levensopvatting, pratyakṣa, experimentele kennis. Experimentele kennis betekent deze grof zintuiglijke waarneming. Pratyakṣa. Iedereen zegt: "Wij zien God niet." God is niet zo'n onderwerp dat je met directe waarneming kan zien, pratyakṣa. Gods andere naam is Anubhāva. Net zoals we in deze kamer de zon niet direct zien. Maar we weten dat er zon is. Het is overdag. Hoe weet je dat? Je ziet het niet. Maar er zijn andere manieren om dit te ervaren. Dat heet aparokṣa. Pratyakṣa parokṣa aparokṣa. Op deze manier betekent Kṛṣṇa-bewustzijn, adhokṣaja en aprakṛta, voorbij de zintuigen. Daarom wordt in de Bhagavad-gītā gezegd: adhokṣaja. Waar directe waarneming niet kan reiken. Dus waar directe waarneming niet kan reiken, hoe kan je anubhāva dan waarnemen? Dat is śrota-panthā. Dat is śruti. Je moet kennis halen uit de Veda's. En de Vedische kennis wordt uitgelegd door de guru. Daarom moet men toevlucht zoeken bij Kṛṣṇa als de Allerhoogste guru, of bij Zijn vertegenwoordiger. Dan kunnen al deze problemen, onwetendheid, worden vernietigd. Yac chokam ucchoṣaṇam indriyāṇām ([[NL/BG 2.8|BG 2.8]]).
<!-- END TRANSLATED TEXT -->
<!-- END TRANSLATED TEXT -->

Latest revision as of 18:10, 1 October 2020



Lecture on BG 2.8 -- London, August 8, 1973

Dus van oorsprong zijn we allemaal personen, niet onpersoonlijk. Kṛṣṇa zegt dat: "Deze soldaten, deze koningen, jij en Ik, Mijn beste Arjuna, het is niet dat we in het verleden niet bestonden, noch in de toekomst zullen we ophouden te bestaan." Dus deze specifieke instructie van Kṛṣṇa dat: "Ik, jij en al deze koningen en soldaten die hier verzameld zijn bestonden al. Zoals wij nu bestaan als individuele personen, zo waren ze eerder ook individuele personen. En in de toekomst zullen we ook als individuele personen blijven bestaan." Dus waar is de vraag van onpersoonlijkheid? De onzin impersonalisten. Daarom is het principe dat om dingen werkelijk te begrijpen men Kṛṣṇa moet benaderen zoals Arjuna dat deed; śiṣyas te 'ham: (BG 2.7) "Ik ben nu Je leerling. Alsjeblieft, onderricht me. Śādhi māṁ prapannam. Ik geef me over. Ik probeer niet met Je op gelijk niveau te praten." Een guru accepteren betekent dat je wat de guru ook zegt moet accepteren. Anders moet je geen guru nemen. Maak er geen mode van. Je moet er klaar voor zijn. Dat heet prapannam. Tad viddhi praṇipātena (BG 4.34). Je kan alleen begrijpen door overgave, niet door de guru te testen. "Ik zal hem op de proef nemen om te zien hoeveel hij weet." Wat is dan het nut van een guru nemen? Nee. Daarom zegt Arjuna dat: "Naast Jou, is er niemand anders die mij daadwerkelijk voldoening kan schenken in deze verwarde toestand." Yac chokam ucchoṣaṇam indriyāṇām (BG 2.8). "Mijn zintuigen drogen op." Omdat de oppervlakkige zintuigen eigenlijk geen echte zintuigen zijn. Echte waarneming zit van binnen. Hṛṣīkeṇa hṛṣīkeśa-sevanam (CC Madhya 19.170).

We moeten Kṛṣṇa, Hṛṣīkeśa dienen ... Kṛṣṇa is echt, en we moeten op die positie van werkelijkheid komen. Dan kunnen we Kṛṣṇa dienen. Hṛṣīkeṇa. Tat paratvena nirmalam. Wanneer onze zintuigen zijn gezuiverd. Indriyāṇi parāṇy āhur indriyebhyaḥ paraṁ manaḥ, manasas tu paro buddhir (BG 3.42). Dit zijn verschillende stadia. Deze lichamelijke levensopvatting betekent zintuigen. Maar als je deze zintuigen overstijgt, kom je op het mentale platform. Wanneer je het mentale platform overstijgt , komt je bij het intellectuele platform. Wanneer je het intellectuele platform overstijgt, dan kom je op het spirituele platform. Dat is de spirituele vorm. Er zijn verschillende overgangen en stappen. Op het grof lichamelijke niveau eisen we pratyakṣa-jñānam. Pratyakṣa betekent directe waarneming. Er zijn verschillende stadia van kennis. Pratyakṣa, parokṣa, aparokṣa, adhokṣaja, aprakṛta. Dit zijn verschillende stadia van kennis. Dus kennis verworven op het lichamelijke niveau, directe waarneming, is geen echte kennis. Daarom kunnen we deze zogenaamde wetenschappers uitdagen. Hun uitgangspunt van kennis is volgens de lichamelijke levensopvatting, pratyakṣa, experimentele kennis. Experimentele kennis betekent deze grof zintuiglijke waarneming. Pratyakṣa. Iedereen zegt: "Wij zien God niet." God is niet zo'n onderwerp dat je met directe waarneming kan zien, pratyakṣa. Gods andere naam is Anubhāva. Net zoals we in deze kamer de zon niet direct zien. Maar we weten dat er zon is. Het is overdag. Hoe weet je dat? Je ziet het niet. Maar er zijn andere manieren om dit te ervaren. Dat heet aparokṣa. Pratyakṣa parokṣa aparokṣa. Op deze manier betekent Kṛṣṇa-bewustzijn, adhokṣaja en aprakṛta, voorbij de zintuigen. Daarom wordt in de Bhagavad-gītā gezegd: adhokṣaja. Waar directe waarneming niet kan reiken. Dus waar directe waarneming niet kan reiken, hoe kan je anubhāva dan waarnemen? Dat is śrota-panthā. Dat is śruti. Je moet kennis halen uit de Veda's. En de Vedische kennis wordt uitgelegd door de guru. Daarom moet men toevlucht zoeken bij Kṛṣṇa als de Allerhoogste guru, of bij Zijn vertegenwoordiger. Dan kunnen al deze problemen, onwetendheid, worden vernietigd. Yac chokam ucchoṣaṇam indriyāṇām (BG 2.8).